18. Antarctica, het witte continent

23 januari 1994
We krijgen bericht dat de Khlebnikov is toegekomen, en wachten op een teken om naar de haven af te zakken. Alle antennes en zenders zijn weer ingepakt, en iedereen loopt zenuwachtig rond. De groep zit verspreid over Port Stanley. Bob is nog een toiletpot in mekaar aan het timmeren, Ralph is de voedselvoorraad gaan controleren, Tony verstuurt nog een paar laatste faxen en tezamen met Martin ga ik wat snoep en extra sigaretten inkopen. Via walkie-talkies houden we contact met mekaar.
Eindelijk komt het sein dat we naar de dokken mogen komen. Het stormt weer eens en de regen komt met emmers neer. Terwijl we naar de haven rijden, zien we in de verte de Khlebnikov liggen. Rillingen lopen over mijn rug, het Soldatenkoor uit 'Margarethe' van Gounod speelt als een oorverdovend thema in mijn hoofd. Het is een emotioneel moment om het schip terug te zien. Ik zie ze nog liggen in Bremerhaven, 13.000 km hier vandaan, toen we, op een mooie koude morgen, nu drie maanden geleden, een gedeelte van het materiaal aan boord laadden.
Een tweede gedeelte van onze cargo was door Wilber in Montevideo geladen. De rest ligt hier op de kade te wachten: tientallen zakken en valiezen met ons persoonlijk materiaal, twaalf vaten van tweehonderd liter benzine elk, dozen met versterkers, reserve antennes, zenders, onze kisten met rantsoenen gedroogd voedsel. We hebben ook een bergje met blikken Cola en ijsthee, en kartonnen met fruitsap en melk mee.

De haven is te ondiep voor de Khlebnikov en een kleine pilootboot pendelt heen en weer tussen de kade en de ijsbreker. Wilber, Terry en ik gaan als eerste aan boord. Even later komen ook de anderen aan boord en we staan tezamen op het helikopterdek. Iedereen is onder de indruk van het schip. Dit moet zowat het grootste schip zijn, wat ooit voor een radio-expeditie is gebruikt. Uitgelaten tronen Wilber en ik de anderen rond schip. De helikopters op het achterdek worden uitgebreid bekeken en gefotografeerd.
Ieder krijgt zijn kajuit toegewezen en sjouwt met zakken en valiezen. Zoals ik iedereen bezig zie, verdwijnen mijn twijfels over de werklust van de groep.

De Khlebnikov is gecharterd als Antarctisch cruiseschip, en we wachten op de honderd toeristen die een flink stuk met ons zullen meereizen. Eigenlijk moet ik het anders zeggen: wij gaan een stuk met hen mee. Na onze landing op Peter I, varen de toeristen verder via Mc Murdo, naar de sub-Antarctische eilanden Macquarie en Campbell om uiteindelijk in Nieuw-Zeeland uit te komen. Omdat de Khlebnikov zowat het enige schip is dat in de omgeving van Peter I kwam, hebben we een contract getekend met de chartermaatschappij om ons op het eiland af te zetten. De toeristen zullen dan niet alleen het meest geïsoleerde eiland ter wereld zien, maar zullen zelfs een échte landing van een échte expeditie meemaken...

De toeristen zouden via Chili naar de Falklands vliegen. Maar het vliegtuig laat op zich wachten. Ralph en ik kijken wat zenuwachtig naar elkaar. We weten dat dit één van de momenten is waarop het verkeerd kan gaan: elke vertraging die we oplopen betekent een uitstel van de landing op Peter I. Zoals gepland hebben we maar veertien dagen op het eiland, dus elk uur dat we verliezen, betekent dan ook weer een paar honderd radiocontacten minder...

Wat doe je als radioamateur terwijl je op een schip rondhangt? Juist, je zet antennes op. Willy en ik klauteren in de hoogste mast en hangen een paar draadantennes op. Een uur later maakt Ralph al het eerste radiocontact. Peter, onze Falkland coördinator meldt zich ook in, en vertelt dat het vliegtuig met de toeristen net geland is.
Een paar uur later druppelen de eerste toeristen binnen: een groep Amerikanen, een vijftigtal Japannezen, wat Europeanen en Australiërs... Terwijl ze zenuwachtig naar hun kajuiten lopen zoeken, zitten we met de groep gemoedelijk in de bar te drinken. We zullen duidelijk nog een week van een luxe-cruise kunnen genieten: het eten is voortreffelijk, de bar heeft alle mogelijke drank in voorraad, er is een sauna, zwembad, fitness-zaal en een heus auditorium waarin lezingen en films getoond worden...

Voor we er erg in hebben, licht de Khlebnikov het anker en we zetten koers naar de South Shetlands, het noorden van het grote Antarctisch schiereiland. Al gauw blijkt dat een ijsbreker geen stabilisatoren heeft, en bij rustige zee al ruw heen en weer slingert. De meeste passagiers verdwijnen dan ook lijkbleek in hun kajuiten. Ook de mensen van onze groep blijven de volgende dagen opgesloten in de toiletten. Gelukkig heeft Rik, die me ook op de Howland trip van de meeste zeeziekte verloste, deze keer 'straffe pillekes' voorgeschreven. Wat duizeligheid is het enige dat ik voel. Martin, met wie ik een kajuit deel, komt er ook tamelijk goed van af. Afgezien van het feit dat hij de eerste nacht een paar keer uit bed rolt, en tweemaal een hoop zakken en valiezen die op de grond liggen, op zich krijgt.
Het blijkt een heel maneuver te zijn om in de gangen rond te lopen. We moeten ons met handen en voeten vast grijpen. Als je de trappen oploopt, heb je soms de indruk dat je naar beneden gaat, in plaats van naar boven, zo sterk tolt het schip op de golven.
Maar we hebben geluk: we varen op een rustige zee door de Drake passage, die berucht staat voor de ruwste wateren ter wereld.

Dinsdag 25 januari
We naderen de convergentiezone, het gebied waar het koude Zuidpoolwater in contact komt met de warmere stroming uit het Noorden. Het is er mistig. Wilber, als beroepspiloot, heeft een paar avonden met de helikopterpiloten doorgebracht. Vanavond namen ze hem plots terzijde en legden hem uit dat ze, om ons op Peter I te landen, US$1000 per piloot wilden. We beleggen een crisisvergadering en wegen de kansen af.
"Drie piloten aan US$1000, dat is Bef 105.000", rekent Martin, onze bankier.
"Ja, en wie zegt dat ze het hierbij zullen laten", voegt Wilber eraan toe, "morgen vragen ze misschien nog meer."
"Of dan wil de kok geld om ons eten te geven", grapt Tony."Lach niet, bij de landing hebben we nog meer bemanningsleden nodig, die ons moeten helpen bij het laden van de cargo, het uitladen van de kratten op het eiland... Dat zal ons een fortuin kosten..", beaamt Ralph, met een grimmige plooi op zijn voorhoofd.
"Maar we mogen niet vergeten dat we erg afhankelijk zijn van de piloten", mompelt Terry, "als we bij het eiland komen, en de piloten beweren dat het weer niet goed genoeg is om te landen, dan staan we daar... Wie zal het tegendeel beweren?"
"Inderdaad, en we krijgen blijkbaar maar één dag om te landen. Slecht weer tijdens die dag, en we kunnen er een kruisje over maken...", bevestig ik.
Ralph roept Darrel, de coördinator van Quark, onze chartermaatschappij, erbij en legt de situatie uit.
"No way", zegt Darrel beslist, "Quark heeft de kapitein en de piloten al betaald voor de landing. Jullie moeten niemand extra betalen."
Einde van de discussie.

26 januari
's Morgens bereiken we de South Shetlands en alle passagiers worden met zodiacs aan land gezet voor een kort bezoekje aan Livingston eiland. De zeerobben liggen er te rusten, dampend in hun eigen uitwerpselen. Een kolonie kleine chinstrap pinguïns staan er in een groep bijeen. Dit is onze eerste landing op Antarctica. 's Namiddags landen we op Bailey Head, Deception eiland. De Khlebnikov vaart binnen in de krater van een vulkaan en laat het anker vallen. Vroeger werd Deception gebruikt als thuishaven voor walvisvaarders. Ook de British Antarctic Survey had hier een basis. Na verschillende vulkaanuitbarstingen heeft men alles achtergelaten. Geroeste tien meter hoge silo's en oude houten barakken staan her en der verspreid op de zwarte lava grond. Naast een loods ligt zelfs nog een wrak van een vliegtuig. Nieuwsgierig kruipen we in de barakken. Het is duidelijk dat de bewoners in allerhaast zijn gevlucht. Het hout ligt nog in de kachel, een kist met steenkool ernaast. Verroeste conservenblikjes staan nog netjes op een rij in de voorraad kamer. Wildleven valt hier bijna niet meer te bespeuren.

De volgende morgen is Cuverville eiland aan de beurt. We landen om zes uur in de morgen. Een grote kolonie gentoo pinguïns bevolkt de kust. Het is een adembenemend panorama: de wolken hangen laag over de bergen. De Khlebnikov verdwijnt in het niks met de massieve gletsjers op de achtergrond. Overal horen we het zachte roepen van de pinguïns. Een groepje wetenschappers heeft hier een zomerkamp opgezet. Ze bestuderen de invloed van mensen op pinguïns en ontleden de samenstelling van mossen en zeewieren. Tot onze verbazing hebben ze ook een radioamateurstation bij zich. Ze gebruiken de roepnaam van de Britse basis op Faraday: "VP8FAR". Tot onze verbazing weet de radio-operator van onze komst. Hij had enige dagen voorheen contact met Neil op de Falklands en die vertelde hem van onze expeditie.
Martin schudt het hoofd: "Hoe verlaten moeten die eilanden dan wel zijn, vooraleer er geen radioamateurs meer zitten? Overal waar jullie komen, hebben jullie blijkbaar vrienden."
"Communicatie maakt vrienden, hé Martin. Je hebt veel kans dat, als op een eiland slechts één iemand woont, het een radioamateur is, haha", lachen we trots.

In de namiddag maken we onze eerste helikoptervlucht over Paradise Bay. Het is een grote inham omgeven door reusachtige gletsjers. En ik dacht in Alaska veel gletsjers gezien te hebben, maar overal waar je hier kijkt heb je grote ijsmuren die met veel geraas in de zee afbreken. Met de zodiacs varen we tussen de ijsschotsen. Het water is zo helder dat je zonder problemen tien meter diep kunt kijken. Een verveelde zeerob kijkt ons na vanop zijn slaapplaats. Een paar walvissen zwemmen met de zodiac mee. Ze worden aangetrokken door het geluid van de buitenboordmotor. Op de kust ligt een klein zomerkamp van de Argentijnen. Ook daar vinden we weer een radioamateurstation. De zender is defect, en Terry herstelt die in een half uurtje tijd. En gelukkig dat die mensen waren! Ze vertellen dat deze basis ooit voltijds werd bemand. Zeven jaar geleden is de kampdokter tijdens de winter gek geworden. Door het gevoel van isolement, de constante nacht, de ijzige kou en de niet aflatende stormen sloegen zijn stoppen door. Het begon allemaal toen hij in de schoenen van de anderen begon te pissen. Daarna liep hij weken rond op handen en voeten. En ten slotte heeft hij het ganse kamp in de fik gestoken. Sindsdien probeert men het kamp opnieuw op te trekken. Volgens mij hebben ze er niet veel haast bij, ze zijn zelfs nog niet klaar met het ruimen van het puin...


Ga verder naar Hoofdstuk 19: Peter I - Eindelijk!