9. Een nieuw eiland, een nieuwe uitdaging


Door het schokeffect om na een expeditie terug in het alledaagse leven te stappen, ga je alles van op een afstand bekijken. Je bent meer een toeschouwer als een deelnemer. 's Morgens sta ik in de file aan te schuiven richting Brussel en versta niet waar anderen zich druk over maken. Om een beetje file? Mensen toch, je hebt eten en drinken, en een dak boven je hoofd. Waar maak je je druk om? We hebben ons zo omringd met een artificiële bescherming dat we nauwelijks nog contact hebben met de natuur. In de file naar het werk, acht uur druk op je, je werkt je te pletter, in de file naar huis. Thuis val je voor de televisie in slaap.
Waar zijn we hier mee bezig? Wereldwijde vervuiling, junkvoedsel, onnodige oorlogen, politiek geharrewar... Op Clipperton was het leven simpel: je overleeft of je overleeft niet. En dat bepaalt de natuur. Je voelt je één met je wortels... Er is niks artificieels aan. Het leven is simpel op een eiland.
Op het werk duurt het een hele tijd voor ik weer in de sleur geraak. Nog maanden na Clipperton ga ik dagdromen telkens ik de muziek van Enya hoor, de muziek die op het eiland zo vaak in mijn hoofd speelde. Als Tine of mijn collega's op het werk me betrappen, met weer eens mijn blik op oneindig, weten ze dat 'ik terug op mijn eiland zit'.

Maar mijn 'eiland-gevoel' neemt langzaam af. Af en toe komt het nog eens boven als ik een diavoorstelling geef, of als ik ergens in de kast mijn expeditie-Tshirt tegen kom... Maar langzaam verdwijnt het en wordt ik weer opgeslorpt in het 'echte' leven. En hoe langer hoe meer ik verlang om het nog eens over te doen. 'Ik wil terug naar mijn eiland! Ik wil het allemaal nog eens opnieuw beleven!'.

Augustus 1992.
Tine en ik komen pas terug van onze vakantie in Alaska. Tussen de brieven die thuis liggen te wachten, is er eentje bij van Burt Myers uit Colorado in de States. Terwijl ik de brief ongeopend in mijn handen hou, voel ik 'hier gaan we weer!'. Burt schrijft:

Englewood, 4 augustus 1992.
Beste Peter,
Ron Anderton gaf me je adres. Geruchten doen de ronde dat je voor begin 1993 een expeditie naar het eiland Howland aan het voorbereiden bent. Mike, K9AJ en mezelf plannen een trip naar dit eiland in oktober van dit jaar, en we zoeken nog een paar expeditieleden. Ken jij iemand?
Nog eens proficiat met de geslaagde Clipperton expeditie!
Vriendelijke groeten,
Burt.

Ik moet toegeven dat we op Clipperton wat luidop hadden gedroomd om met dezelfde groep nog eens op expeditie te trekken. Pete, Jay, Arie en ik hadden Kingman Reef of Howland, twee verlaten eilanden in de Stille Oceaan, in ons gedacht. Maar er was nooit iets concreet uitgewerkt. Jay had me verteld dat hij in 1993 geen geld noch tijd had om een expeditie op te zetten. Ook herhaalde telefoontjes naar Pete leverden niks op. Het grootste probleem bleek het vervoer en de landingsvergunningen te zijn. Ik schreef Burt terug dat we geen concrete plannen hadden en stelde voor om in januari '93 iets gezamenlijk op te zetten. oktober was geen goed tijdstip. Het was te nabij en weinig mensen hadden nog genoeg vakantiedagen over.

Enkele weken later krijg ik een tweede briefje van Burt. Ze stellen de expeditie uit tot januari, en vragen me om de operatoren van Clipperton te polsen om zich bij hen te voegen. Arie is bijna meteen geïnteresseerd. Jay en Pete antwoorden wat argwanend en beslissen uiteindelijk niet mee te gaan.
Eind oktober loopt de volgende fax binnen:

Beste Peter,

Ik heb goed nieuws voor je: we hebben een plaats voor jullie vrijgemaakt in het team. Hiermee hebben we de tien operatoren die we wilden:
- Mike McGirr en ik, veteranen van de Jarvis, Revilla Gigedo, Kingman, Palmyra en Galapagos expedities,
- Ian Shepherd, een Engelsman, die al over de ganse wereld heeft gezworven,
- Paul Granger, een Fransman, was met ons mee naar Kingman en Palmyra. Hij heeft ook in Albanië en Yemen, en op de Australes en Marqueses gezeten.
- Bob Allphin, Amerikaan, wedstrijdoperator van wereldfaam, zat in het Revilla Gigedo team.
- Walt Stinson en Randy Martin, Amerikanen, lage banden specialisten en wedstrijdoperatoren
- Phil Florig, Amerikaan, zal verantwoordelijk zijn voor de logistiek.
- Arie en jij natuurlijk.
Verder gaan er nog twee biologen van de US Fish and Wildlife mee. Dit is de overheidsdienst die Howland beheert.

De planning is als volgt:
- verzamelen in Honolulu van 16 tot 18/1/93
- vlucht naar Christmas island (West-Kiribati) op 19/1
- boottocht naar Howland van 19/1 tot 26/1, landen op 26/1
- 1 week op het eiland, gevolgd door 3 dagen zee naar Tarawa (Oost-Kiribati) van waaruit we naar Honolulu vliegen, op 8/2

De individuele bijdrage voor de trip is $5000 (ongeveer 175.000 B.Fr.). Wil je dit storten op de bankrekening van de expeditie?

Groetjes, en 'welcome aboard',

Burt.

Ook deze keer probeer ik wat sponsors te vinden en heb meer succes als voor Clipperton. Een Duitse amateurvereniging draagt 50.000 fr. bij en Apple Computer betaalt de kosten van de herinneringskaart die op 50.000 exemplaren moet worden gedrukt. Deze kaarten worden na de expeditie naar alle amateurs gestuurd waarmee we contact hadden. Hopelijk zullen we er 50.000 nodig hebben, want dat zou 50.000 radiocontacten, een nieuw wereldrecord betekenen. Alle expeditieleden hebben veel ervaring, en zijn doorwinterde radioamateurs. Dit moet lukken.

Er worden druk faxen gewisseld, en het valt me op dat Burt en Mike de touwtjes stevig in handen hebben. Het is duidelijk dat zij, in tegenstelling met wat in het Clipperton team gebeurde, de leiding nemen en iedereen precieze instructies geven. Walt heeft zelfs een informatieboekje en een operatorhandleiding gemaakt, met een omschrijving van het eiland, de verwachtte weersomstandigheden, een overzicht van alle expeditiemateriaal, en ook een lijst met doe's en doe-niet's voor alle radio-operatoren. Met een beetje heimwee denk ik terug aan de discussies die we met Jay hadden over die zaken. Ik ben benieuwd hoe de Howland expeditie in vergelijking met Clipperton zal verlopen.

Tine heeft zich vlug verzoend met het gedacht dat ik binnenkort weer vertrek. Ze vertelt me dat ze zich er aan verwacht had, en leeft mee met me. Na Clipperton was ze bij elke diavoorstelling die ik gaf. Met belangstelling leest ze dan ook de beschrijving van het eiland in Walt's handleiding:

Howland, de woestijn van de Stille Zuidzee.

Howland meet amper 800 m bij 1600 m en ligt net boven de evenaar, en naast de datumgrens, op 176º38'W en 0º48'N om precies te zijn. Je kunt het best situeren als 'in het midden tussen Hawaï en Australië'. Het steekt amper 4,5 m uit boven de zee en heeft de vorm van een nier. Net zoals de meeste Stille Zuidzee eilanden is het omringd door een koraalrif.
Howland, en Baker, het zustereiland, zijn in 1822 door Worth, kapitein op de walvisvaarder Oeno ontdekt. Hij gaf het zijn naam, maar in 1842 werd het herdoopt tot 'Howland', naar de zeeman die het eiland als eerste zag. Net zoals de meeste afgelegen eilanden in de Stille Zuidzee heeft ook Howland een bewogen geschiedenis achter de rug. In 1858 werd het geclaimd door de American Guano Company. Die zette er in 1859 een vijftigtal arbeiders af om guano, vogelmest,te ontginnen tot in 1878. Van 1886 tot 1891 nam de John T.Arundel Company de ontginning over. In die tijd werkten er 100 mensen op het eiland. In Maart 1935 landden er een aantal Amerikaanse 'kolonisten' en stichtten het dorpje 'Itascatown'. Howland werd wereldberoemd in 1937 dankzij Amelia Earhart. Zij wou als eerste vrouw rond de wereld vliegen. Tijdens haar trip van Papua-New Guinea naar Hawaï zou ze, tezamen met haar navigator, Fred Noonan, op Howland een tussenlanding maken om brandstof op te slaan. Men legde er zelfs, speciaal voor haar, een landingsbaan aan. Deze moedige vrouw kwam nooit aan. Een recente gesofistikeerde analyse van Amelia's laatste radiobericht, gecombineerd met geavanceerde satellietbeelden, zouden aangeven dat ze op een eilandje, net ten noorden van Howland is gecrasht. Door de jaren heen hebben voorbijvarende schepen het eiland, 'Gervais Island', soms uit de golven zien opduiken, zo beweren ze althans, maar niemand heeft er ooit een voet aan land gezet. Verschillende expeditie zochten 'Gervais Island' op, maar het blijft een raadsel of het eiland werkelijk bestaat.

Een stenen toren, de 'Amelia Earhart Light' werd als nagedachtenis op het eiland gebouwd. Het diende als een dagbaken voor de scheepvaart.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog onderging Howland hetzelfde lot als de meeste andere eilanden in die regio: De Earhart landingsstrip werd hernieuwd, er kwamen legerbarakken en brandstof depots. Op Baker was het nog erger: daar waren 2200 man gestationeerd, en in een minimum van tijd werd het ganse eiland één groot munitie- en brandstofdepot, inclusief een landingsbaan van 2 km lang en 50 m breed. De infrastructuur was klaar in oktober 1943, maar in maart 1944 werden alle troepen geëvacueerd. De basissen op Baker en Howland, waren amper gebruikt, maar de menselijke ingreep had bijna alle wildleven verjaagd. Beide eilanden waren één grote stortplaats, vergeven van de ratten, met overal resten van barakken en honderden verroeste vaten. Wilde katten, nazaten van de huisdieren die door de soldaten waren meegebracht, verorberden de ratten, en vielen de rest van de vogelpopulatie aan.
Het duurde tientallen jaren voor het 'stort' op beide eilanden werd opgekuist, en de katten waren afgeschoten. De 'US Fish and Wildlife', de overheidsinstelling voor de wildparken, beheert sindsdien beide eilanden. Vliegtuiglandingen zijn al lang niet meer mogelijk, de strip is overgroeid en het publiek wordt elke toegang tot de eilanden ontzegd. Howland is onbewoond maar wordt jaarlijks door de 'Fish and wildlife'-mensen bezocht.
Tegenwoordig komen de zeevogels weer langzaam terug en we vinden er een aantal unieke soorten die bijna nergens anders in de streek voorkomen. De vogelpopulatie is veel kleiner op Howland als op Baker, vandaar ook dat we Howland als doel van onze expeditie kozen. Bij een lagere vogeldensiteit kunnen we gemakkelijker een kampplaats vinden zonder de vogels te storen. Anderzijds, betekent ook voor ons: 'minder vogels = minder last'.
(Dat hadden we op Clipperton ondervonden. Hoe vaak hadden we de antennes niet moeten herstellen, nadat een kolonie boobies erop waren neergestreken?).
De enige vegetatie op Howland is stekelige struikgewas dat maar een paar centimeter hoog groeit. Er staan geen palmbomen, dus is er geen schaduw..
Howland noemt men de 'woestijn van de Stille Zuidzee'. Het ligt honderden kilometers uit elke scheepvaart of vliegtuigroute. We zullen dus waarschijnlijk geen mensen tegenkomen tijdens ons verblijf, noch tijdens de boottocht. Maar de 'woestijn van de Pacific' slaat meer op het weer. Het regent zelden of nooit op Howland. Soms gaat meer als een jaar voorbij zonder een enkele regendruppel . We vinden op Howland dan ook geen lagune, alhoewel een verzakking in het centrale gedeelte van het eiland er op wijst dat die er ooit wel eens was. De vochtigheid is dan ook zeer laag, voor een landstrook op de evenaar, 55 tot 86%. De temperatuur kan er schommelen tussen de 20 en 45ºC.
Onze boot, de 'Machias' (spreek uit: 'Mutjaaias') is een tweemast schoener met stalen bodem, gebouwd in 1962. Ze meet 22 meter bij 5.5 meter, 200 pk motor, 2 generatoren. Er is plaats voor 23 passagiers en 6 bemanningsleden. Voor deze trip zijn er maar vier nodig: Bill, onze kapitein, Kurt, de kok, scheepsmaat Bill en Ryan, de dekmatroos. Er zijn twee zodiacs voorzien voor de landing.

Eind december gaan Mike en Burt het schip laden, en sturen enkele foto's op. De Machias ziet er heel anders uit als de 'Spirit'. De Machias is een schoener, een zeilboot, terwijl de Spirit een motorboot was. Maar de Machias komt veel romantischer over. Een witte boot, met grote bolle zeilen op de onmetelijke blauwe oceaan... Ik zie het wel zitten.

Tine en ik krijgen ook een video te zien van een radio-expeditie naar Howland in de jaren '80. Op alle beelden is de zee erg kalm, zachte golfjes kabbelen op het strand, het lijkt meer op een binnenwatertje dan op een oceaan.
"Dit wordt een peulschilletje", stel ik Tine gerust.
Een nieuw eiland, en deze wordt een fluitje van een cent.
Zo dacht ik althans...

Bronnen foto's:

Enkele krantenartikelen die verschenen net voor ons vertrek:




Ga verder naar Hoofdstuk 10: We komen eraan, ik ruik de vogelpoep al!

1 comment:

Anonymous said...

waarom niet:)