14. Het meest afgelegen eiland ter wereld.


Stel U voor: een eiland 500 km uit de kust Antarctica. Niks meer als een grote berg die loodrecht uit het pakijs verrijst. Op vijftienhonderd kilometer van de bewoonde wereld. Het meest afgelegen en geïsoleerde eiland ter wereld. Zo moeilijk te bereiken dat er al meer landingen op de maan als op dit eiland zijn geweest.
Enkel te bereiken met een ijsbreker. Een veilige landing moet met helikopters gebeuren. Pas tijdens de laatste expeditie, in 1987, slaagde men erin om het in kaart te brengen. Ze hielden het er slechts anderhalve week uit. Sindsdien is er niemand nog in de buurt geweest. Dit eiland heet Peter I.
Peter I, op 68°50' zuid, 90°35' west, in de Bellingshausen zee, werd ontdekt op 20 januari 1821 door de Russische ontdekkingsreiziger Fabian Gottlieb Benjamin von Bellingshausen, aan boord van de Vostok. Hij gaf het de naam 'Peter I' ter ere van de befaamde Russische tsaar Peter de Grote. Alhoewel von Bellingshausen brandde van verlangen om er voet aan wal te zetten, liet het pakijs niet toe dichter dan 25 km te komen.
Een eeuw lang werd het eiland niet meer gezien. Niemand durfde zich zo ver uit de Zuidpoolkust te verwijderen, en hun zeilboten het pakijs in te drijven. Als ze vastgeraken, kan de druk van de massieve ijsschotsen de boten vermorzelen, een gewisse dood voor alle opvarenden.
De eersten die er in slaagden voet aan wal te zetten, waren de Noren Ola Olstad en Nils Larsen, met hun 'Norvegica'. Op 2 februari 1929 plantten ze er hun vlag, en eisten het eiland op voor Noorwegen, toen ijverig op zoek naar 'grondgebied op Antarctica'. Larsen maakte er nog een tweede landing, 28 jaar later.
De eerste grote wetenschappelijke expeditie naar Peter I, moest wachten tot 1987. In die tijd vond de Noorse overheid het de hoogste tijd om haar 'rechten' op het eiland te laten gelden. De enige overtuigende manier was om er een expeditie naar te organiseren. Monica Kristensen, een knappe blonde onderzoekster uit Oslo, zou het wetenschappelijk team van het Noors Poolinstituut leiden. Ze was mede-eigenaar van het researchschip 'Aurora', die de pakijscondities aan kon. Een kleine helikopter aan boord zou een veilige landing op het eiland garanderen. Twee Noorse radioamateurs, kregen lucht van die plannen, en boodden aan om mee te gaan. Peter I geldt namelijk als apart land voor de radioamateurs, en er was een wereldwijde vraag naar radiocontacten vanop Peter I... Monica werd op het Zuidpoolcontinent afgezet. Ze wou met ski’s en poolhonden de geografische Zuidpool bereiken. Einar en Kare, de twee radioamateurs werden op Peter I gedropt, en maakten toen 17.000 radiocontacten terwijl de wetenschappers allerlei stalen namen, het wildleven inventariseerden en een meteorologisch station installeerden. Dit station gaf, enkele maanden na hun vertrek, de pijp aan Maarten. De temperaturen waren te extreem voor de instrumenten.

Sinds deze expeditie van 1987 heeft geen mens Peter I nog gezien, laat staan erop geland. De vraag naar meer wetenschappelijke gegevens bleef stijgen. De honger naar radiocontacten van radioamateurs was niet gestild: Vanaf 1992 was Peter I het meest gegeerde 'radio-land' ter wereld. Maar niemand durfde de uitdaging aan. De kosten voor adequaat vervoer naar Peter I, de accommodatie op het eiland, en de fysische risico's verbonden aan zo'n expeditie schrokken iedereen af.... tot eind 1992 het gerucht de ronde deed dat een groep radioamateurs zich in alle stilte voorbereidden op een ambitieuze expeditie. Het moest de grootste Peter I expeditie aller tijden worden. Voor het eerst zouden 10 mensen met een cargo van ongeveer 18 ton materiaal op het eiland verblijven. Ze wilden langer op het eiland verblijven als alle vorige expedities samen. En, alsof dat nog niet genoeg was, zou het expeditieschip hen na de landing verlaten, het team achterlatend vijftienhonderd kilometer verwijderd van de bewoonde wereld, op het meest verlaten eiland ter wereld, Peter I.

April 1993
Zou het kunnen dat ik verslaafd geraak aan verlaten eilanden, de uitdagingen, het leven op het randje van het mogelijke en onmogelijke, het gevaar, het geïsoleerd zijn? Het gevoel van Howland laat me niet meer los. Bijna elk weekend geef ik een dia- of videovoorstelling van de expeditie. En telkens weer krijg ik een krop in de keel bij het zien van die beelden. 'Ik wil weer weg', klinkt het alsmaar luider in mij.
Zoeken naar een volgende uitdaging was niet moeilijk. Peter I leek me het einde.. IJsbreker, helikopter, tentjes in de oneindige sneeuwvlakte....
Volgens de geruchten zou Tony DePrato, de leider van de 1992 expeditie naar de South Sandwich eilanden, en deel uitmaken van de Peter I groep. Ik schrijf hem een briefje: 'Na Howland en Clipperton heb ik nog maar één doel in het leven, Peter I. Kan ik mee?'
Tony stuurt me een verwarde fax terug. Hij houdt me in het vage, maar vraagt toch mijn paspoort, voor de nodige visa... Welke visa? Ik heb geen visa nodig voor Peter I? Zijn fax springt van de hak op de tak en staat het vol van de spellingsfouten. Ik vraag me af of zo iemand erin zou slagen een complexe expeditie in mekaar te steken... Gelukkig vernoemt hij Ralph Fedor in Minnesota als expeditieleider.
Fax naar Ralph: 'Heb maar één doel in het leven, Peter I. Mag ik...?'
Ralphs antwoord is goed verwoord en ordelijk opgesteld. Hem zou ik als expeditieleider kunnen vertrouwen. Hij geeft me een overzicht van de stand van zaken, en belooft me een plaats in het team. Het zal een expeditie vol risico's worden. Het budget is 7 miljoen Bef. Elk expeditielid moet 350.000 fr. bijdragen, plus zijn persoonlijke onkosten, poolkledij, vliegtuigticketten... We vertrekken midden Januari '94, en zullen voor zes tot acht weken onder weg zijn. Een Russische ijsbreker pikt ons op in Port Stanley, de hoofdstad van de Falklands en brengt ons naar Peter I. De helikopters aan boord van het schip droppen ons op 1 februari, waarna de boot verder vaart. Een ander Russisch schip komt ons ongeveer twee weken later oppikken.

Op het werk gaat het alsmaar slechter. Ik heb dagelijkse conflicten met mijn nieuwe baas, wat mijn leven tot een hel maakt. 's Nachts kan ik niet meer slapen en tijdens de dag loop ik rond op de topjes van mijn zenuwen. Dit kan niet meer verder zo. Tot overmaat van ramp krijg ik begin mei een niercrisis. 'Te veel calciumrijke drank gedronken? Voor een periode te weinig vocht opgenomen?', vraagt de dokter. Ik denk meteen aan de lange dagen met gebrek aan water en voedsel op Howland. Het heeft zijn tol geëist. Maar de periode in het ziekenhuis geeft me de tijd om alle dingen op een rijtje te zetten. De conclusie is simpel, er is maar één prioriteit: Peter I. Ik geef mijn job op, en fax naar Ralph:
'Vanaf nu zal ik voltijds kunnen werken aan Peter I, de beuk erin'.

Juni 1993
Tezamen met Mark Demeuleneere, Marc de Brabandere en Tine richten we een v.z.w. op: 'Peter I, Antarctica Expedition 1994'. Met de v.z.w. als officiële organisatie benaderen we een honderdvijftigtal firma's met verzoeken tot sponsoring. Tevens bereiden we een uitgebreide public relations-aktie voor.
We faxen de meeste Belgische tv productiefirma’s af, op zoek naar een cameraploeg. Alle Europese poolinstituten krijgen een brief gestuurd met verzoek tot deelname in de expeditie. Op papier lijkt de strategie simpel: we moeten een multidisciplinair expeditieteam samenstellen. Dit gegeven, en het feit dat het doel een Zuidpooleiland is, zal tot de verbeelding van het publiek spreken. Dit garandeert een grote belangstelling van de pers. Hoe meer 'lawaai' in de pers, hoe gemakkelijker we sponsoring zullen krijgen...
In de werkelijkheid loopt het niet zo'n vaart. Er zijn maar een handvol firma's geïnteresseerd om ons te steunen. Wetenschappers, tv-ploegen en fotografen hebben niet de financiële middelen om mee te gaan... Maar we blijven verder werken.


Augustus 1993
Tine en ik bezoeken expeditieleider Ralph, in Minnesota. Ralph is een rustige maar toch dynamische veertiger. Hij gelijkt een beetje op John Denver en straalt vertrouwen en eerlijkheid uit. We praten een ganse dag over de voorbereiding van de expeditie. Ralph toont me foto's van het eiland, en van de gecharterde ijsbreker. Peter I is ongeveer 20 km bij 10 km groot, en niks anders dan een 1700 m hoge berg, die langs drie zijden bijna loodrecht in zee valt. Een grote gletsjer bedekt de noorderzijde van het eiland, en loopt langzaam uit naar de zee, waar ze in grote stukken afbrokkelt. Ongeveer 500 m voor die steile afgrond willen we ons kamp opstellen, op een grote ijsvlakte.

De boot die ons naar Peter I zal brengen, de 'Kapitan Khlebnikov' is bijna even impressionant. Oorspronkelijk werd ze gebruikt als ijsbreker in de zeeën van Noord-Siberië, maar twee jaar geleden werd ze omgebouwd tot een passagiersschip, die cruises maakt rond de noordpool en Antarctica. De chartermaatschappij heeft voor ons, en als attractie voor de toeristen aan boord, een landing op Peter I gepland. De Khlebnikov heeft twee middelgrote helikopters, van het type Mil-2, aan boord. Die zullen ons op de gletsjer droppen.

Zaterdag 16 oktober 1993
Tezamen met Arie, mijn spitsbroeder van Clipperton en Howland, maneuvreren we een grote bestelwagen tussen de rommel op de kades van Bremerhaven. Het is negen uur in de avond. De koude wind slaat de regen op de voorruit.
'Waar had die man bij de douane ook weer gezegd dat de Khlebnikov lag? De derde kade links en dan?'
'Mmmm, het moet hier bij het hekken rechts af zijn.'
'Daar, rechts ligt een schip, dat zal het wezen'.
'Polarstern staat er op de boeg.. Nee dat is het antarctisch onderzoeksschip van het Alfred Wegnerinstituut.'
'Laat ons naar de volgende kade doorrijden'
Ralph en Tony hebben in de States een tiental ton materiaal verzameld. Om vervoerskosten te sparen vroegen ze me om een tweede gedeelte in België in te kopen en in Bremerhaven aan boord van de Khlebnikov te laden. Het schip zou er een week blijven om een nieuw satelliettelefoonsysteem te installeren en een gedeelte van de kajuiten te vernieuwen. We hebben twee extra generatoren bij, flessen met propaangas, alle keukenmateriaal, tafels, stoelen, veldbedden, gereedschapskisten, piketten, jerrycans, dekens, olie, schoppen, ladders en sleetjes om materiaal te vervoeren... Het heeft ons drie weken werk gekost om alles bij mekaar te krijgen. Maar het geeft wel een kick na al het papierwerk eindelijk eens echt aan de expeditie werken. We gaan als eersten 'ons' schip zien.
'Daar, achter dat hekken, dat moet het zijn!'

En hoge donkere boeg met een lichtkleurig bovenbouw torent boven ons uit. 'Kapitan Khlebnikov - Vladivostok' staat er in Cyrillische letters op de zijkant geschilderd.
We klimmen over een hekken en stappen de loopbrug op. Een man staat bovenaan op wacht. Ik verwacht stuurse Russische zeebonken, half dronken, die niks willen doen zonder harde cash.
'Ik ben Peter Casier van de Peter I expeditie, en heb cargo mee', probeer ik.
De man mompelt iets in het Russisch en vraagt te wachten.
'Ik haal een officier', zegt hij in gebroken Engels.
Een kleine man met baard komt naar ons toe, glimlacht vriendelijk en geeft ons een stevige hand.
'Andrej, first mate', stelt hij zich voor.
'Peter van de Peter I expeditie, aangenaam. Ik heb cargo mee', probeer ik weer.
Andrej bekijkt me ongelovig en vraagt te wachten. Een paar minuten later komt hij terug.
'De kapitein verwacht U in zijn cabine'.
Er blijken twee kapiteins te zijn. Victor, een kleine Rus met vinnige blauwe ogen en blond haar en Peter, een grotere donkere man met een forse baard. Ze blijken om het jaar het bevel over het schip te voeren. Dit jaar is het Victors beurt.
Ik probeer in simpel Engels uit te leggen wie we zijn en dat we graag onze cargo aan boord willen laden. Vladimir, de bootsman wordt erbij gehaald, hij zal vannacht plaats maken in het ruim en morgen kunnen we laden. Victor vraagt ons details over Peter I, de landingsmogelijkheden, de ijscondities... De helikopters blijken niet over cargonetten te beschikken en Victor wil dat we morgen met de helikopterpiloten tezamen zitten om uit te dokteren hoe we onze 18 ton materiaal veilig op het eiland kunnen landen.
'Morgen om 9 uur laden we', herhalen ze nog eens als we afscheid nemen.

De volgende morgen is de hemel strak blauw, de koude wind snijdt in ons gezicht.
'Nogal een beetje een verschil, hé Arie, dit schip vergeleken met de Machias?', lach ik.
De boot ziet er uit als een gigantische sleepboot. Een ietwat stompe, korte maar brede boeg en een lang laag achtersteven. De witgeschilderde centrale blok met de hutten en de brug erboven op torent veertig meter boven ons uit en contrasteert fel met de pikzwarte boeg. Met haar 133 bij 27 meter lijkt het alsof de Machias en de Spirit, de boten van onze vorige expedities, gemakkelijk naast elkaar in haar ruim kunnen verdwijnen...
We rijden de bestelwagen langszij en Vladimir komt ons lachend tegemoet. Hij spreekt geen Engels maar geeft ons een vriendelijke hand. We laden de bestelwagen uit en de kratten worden met een cargonet in het ruim getakeld. Ik voel me duizend man sterk: 'Dit wordt een echte expeditie! De vorige waren kinderspel vergeleken met dit', denk ik terwijl de laatste krat de lucht in gaat. 'Peter I - TT-5' staat er in grote zwarte letters op geschilderd. Alle kratten hebben nummers. We weten exact in welke krat welk materiaal zit. Dat zal ons later bij het landen heel wat tijd besparen...
Een jonge man met een baard en vriendelijke lachende ogen komt naar ons toe.
'Sergej, eerste maat'
'Crazy Peter, van de Peter I expeditie, aangenaam.'
'Arie Nugteren', gorgelt Arie. Ik moet nog altijd lachen met zijn Hollandse 'g'.
'Komen jullie mee naar mijn kajuit, je hebt wel wat koffie verdiend, vind ik', zegt Sergej.
Terwijl we door de gangen lopen, merkt Arie op hoe goed het schip onderhouden is. En de bemanning is vriendelijk en attent. Geen norse halfdronken Russische zeebonken dus...
Sergej geeft ons nog wat details over de boot. Hetgeen ons vooral interesseert is dat de Khlebnikov met zijn 22.000 pk door 3 meter dik ijs kan breken. Dat zullen we bij Peter I wel kunnen gebruiken! Hij leidt ons rond het schip. Ik kan mijn ogen niet geloven. Dit schip is enorm. Terwijl Sergej ons de fitnessroom, de sauna, het zwembad, de bar en het auditorium toont, denk ik terug aan de klamme 4 bij 4 m ruimte die we met tien mensen moesten delen aan boord van de Machias. De brug lijkt meer op een doorsnee danszaal.
Tezamen met de helikopterpiloten stappen we op het helidek. Dit zijn de fameuze Mil-2 machines die ons binnen vier maanden op Peter I moeten landen. Erg groot zijn ze niet. De piloten vragen om onze kratten zo klein mogelijk te houden. Ze willen zoveel mogelijk vracht in de helikopter vervoeren, 500 kg per vlucht. Ik noteer de afmetingen van de deur en maak een plannetje van de binnenruimte.
Na een stevige Russische 'Borsj', een groentesoep met kip en brood, nemen we afscheid van de Khlebnikov.
'En Arie, wat denk je?', vraag ik.
'Nou, deze keer verwacht ik geen problemen met de boot alleszins'
'Geen spijt dat je niet meegaat naar Peter I?'
Arie kan geen twee maanden verlof krijgen, en heeft beslist om deze expeditie over te slaan.
'Zwijg, het begint te knagen. Maar ja, mijn besluit is genomen.'
'Ja, Tine zal wat meer ongerust zijn, nu je niet mee komt om voor mij te zorgen.
Thuis fax ik alle details door naar Ralph, en zend hem een paar foto's op. Hij is even enthousiast als ik.

Bronnen voor de foto's: Oliver Sesemann (Khlebnikov in port), 1929 en 1987 expedities: LA DX Group, LA1EE and LA2GV (1929 en 1987 expedities), Trond Eiken en het Norwegian Polar Institute - NPI (luchtfoto Peter I)
Bron voor de kaart van Peter I: Wikipedia.

Hier nog enkele krantenartikels die voor mijn vertrek verschenen:



Ga verder naar Hoofdstuk 15: Problemen

No comments: