12. Murphy's eiland

Maandag 1 februari, 15 u 30.

Ik sta naast de een radiotent antennekabel op te rollen als ik Bill met de zodiac zie van wal steken. De golven zijn inderdaad nogal wat onstuimiger als tijdens de vorige dagen. In de verte schommelt de Machias op de deining. De toppen van de masten gaan behoorlijk heen en weer. Capt'n Bill heeft moeite om de zodiac met de neus in de richting van de zee te houden. Hij springt in de boot en roeit tussen de golven door. Eens over de koraal probeert hij de motor in gang te trekken, maar het lukt hem niet. Hij is zo druk doende met de motor dat hij de golven niet in de gaten heeft. Ze geven de zodiac opdoffer na opdoffer tot ze weer naar het strand drijft. Er staat een gevaarlijke stroming en zijn de golven het hoogst. Eindelijk schiet de motor in gang en boven het geraas van de golven uit hoor ik de motor brullen. Terwijl Bill vol gas geeft, draait hij zich om. Te laat. Een grote golf komt aanzetten, terwijl de zodiac er met volle snelheid recht op afvliegt. Ik zie Bill twijfelen, maar hij besluit toch door te zetten, het is te laat om de boot te keren. Mijn hart slaat in mijn keel. De neus van de zodiac gaat pijlrecht de lucht in. Ik zie alle pakken en zakken bovenop Bill vallen. De huilende motor wordt uit het water getild, en de boot gaat over kop. Ik zie Bill als een slappe pop in het water geslingerd worden. En dan is het weer stil. De golf sleurt de zodiac verder naar het strand.
"Dddde boooot, de boot", is het enige wat ik weet uit te brengen, en roep naar de anderen op het strand.
"De boot is over kop gegaan!"
Iedereen rent naar het strand. De zodiac komt aangedreven. De motor is uit. Met een beetje geluk heeft Bill geen slag van het schroef gekregen. Pakjes en zakken komen met de volgende golf mee. Geen spoor van Bill. Randy springt in het water, maar ziet niks als schuim om zich heen. Seconden duren minuten. Iedereen speurt de golven af. Het is opkomend tij, hij moet naar het land worden gesleurd, het kan niet anders. En eindelijk zien we hem boven water komen, een eindje verder, zijdelings meegesleurd door de onderstroom, strompelt hij aan land. Hij trekt een pijnlijk gezicht, maar op een paar blauwe plekken en schrammen na, blijkt hij OK te zijn.
Hij poogt een semi-wetenschappelijke uitleg te geven van wat gebeurd is, maar Arie en ik kijken mekaar veelbetekenend aan, voor de zoveelste keer deze trip.
"Nu zullen we zien dat die zodiacs geen kluit waard zijn", zegt Arie in het Nederlands.
"Zeker nu dat de zee woester wordt, zal het spannend worden.", zucht ik.
"En herinner je trouwens dat we geen enkele goed lopende motor meer hadden, na onze landing op het eiland? Dat belooft met deze golven!"
De zodiac zelf blijkt onbeschadigd, maar de motor is onklaar na zijn ongewenst bad. We zijn wat bagage kwijt. Niks wat we niet konden missen...

Na een halfuurtje roept Bill de Machias op. Daar hebben ze van het ganse voorval niks gemerkt. Wat een verschil met Clipperton, waar altijd ten minste één boot buiten de koraal bleef liggen, tijdens alle maneuvers... Bill klinkt bezorgd.
"Moeten we je met de tweede zodiac komen ophalen?", vraagt Kurt vanop de Machias.
"Nee, het is te riskant, zo kunnen we ook onze laatste zodiac over kop laten gaan. Neem de zodiac en pak een surfboard mee. Je komt net voor de branding varen en werp de plank in de golven. De golven zullen 'm wel op het strand werpen. Ik ga proberen op de surfplank door de golven te peddelen."
"OK, maar mag ik eerst mijn eten afwerken? Het is vier uur en binnen het kwartier is alles klaar."
"Ja maar wacht niet te lang, het kan eventjes duren vooraleer ik door de golven geraak."
"Geen probleem, van zodra we klaar zijn, komen we eraan. Ik zal het avondeten in plastieken emmers steken, en met kleefband afplakken. Die zullen we ook in de golven werpen, zo hebben de mensen tenminste wat te eten vanavond."

Iedereen zit op het strand en het ongeval wordt luid becommentarieerd. Bill staat wat afstandelijk bij de zee naar de Machias te kijken. Het is ons onduidelijk waarom Bill dit risico wil nemen om terug naar de boot te keren. Hij kan net zo goed een nacht op het eiland doorbrengen. Morgen is er tenslotte nog een dag. Maar Bill is vastberaden.
"Ik moet terug naar het schip, ik kan het tijdens de nacht niet alleen laten", mompelt hij hoofdschuddend.
Er is geen twijfel mogelijk, de zee wordt alsmaar ruwer. In het noorden van het eiland zien we de golven tegen mekaar op beuken. Sommige zijn wel vijf of zes meter hoog. Bij de landingsplaats staat een branding met golven van een meter. Wat een verschil met het 'kabbelend meertje' waarmee we de zee vergeleken, op de dag van de landing.
We zien Kurt en Dave vanop de Machias in de tweede zodiac stappen. Dave heeft een walkietalkie mee en roept ons op:"We gaan eraan beginnen, jongens!".
In het tegenlicht heeft de Machias iets onheilspellend. Een grote zwarte schaduw in de oplichtende zee. Ze slingert vervaarlijk heen en weer. Soms verdwijnt ze zelfs eens in de golven. Kurt stuurt de zodiac langzaam naar de branding toe. Een aantal dolfijnen zwemmen dartelend met hem mee. Hij vaart heen en weer langs het rif, net op de plaats waar de golven zich beginnen te vormen. De zodiac komt gevaarlijk dicht bij de branding en we zien Dave woeste gebaren maken. Hij wil dat Kurt verder van rif blijft. Kurt wacht een rustig moment af en gaat recht de golven in, Dave laat de surfplank los en de zodiac maakt rechtsomkeer. De plank blijft net buiten de branding drijven, en wordt door de wind weer richting zee geblazen.
"Zo zal het niet lukken, jongens", zegt Bill via de zender, "Jullie moeten dichter bij de branding komen."
"We zullen proberen, Bill, maar we hebben van hieruit geen goed zicht op de golven. Jullie moeten ons vanop het strand een teken doen wanneer we het roer moeten omdraaien."
"OK, maar let op wat je doet, we willen de tweede zodiac ook niet verliezen", antwoordt Bill.Deze keer komt de zodiac met een hoge snelheid in de richting van de branding. Dave zit op zijn knieën vooraan de rubberboot en houdt de surfplank met beide handen vast. Indrukwekkende grote golven vormen zich achter de zodiac. Net als ze ter hoogte van het rif zijn, roept Bill: "Nu".
Dave slingert de surfplank in de golven, en Kurt draait de boot weer in de richting van de zee. Net op tijd, een golf breekt net een halve meter verder. Een paar seconden later, en dit zou ons tweede ongeval zijn geweest. De surfplank wordt als een veertje meegesleurd in de golven. Bill doet een reddingsvest aan, waadt snel door het water om de plank te pakken, die met een witschuimende golf komt aangespoeld.
Dave en Kurt werpen nog enkele waterdichte containers met eten in de golven, en maken er een touw aan vast. Bill neemt het touw en knoopt het aan de surfplank. De zodiac trekt hem door de golven heen, tot aan de Machias. We zien de dolfijnen rond hen zwemmen. Ze vinden het blijkbaar leuk om er een paar speelkameraadjes bij te hebben.

Gelukkig zijn de containers met eten goed waterdicht gebleven, maar door al het heen en weer getos in de golven ziet het eten er niet echt smakelijk meer uit.
"Oei, dit WAS ons avondeten", zucht Ian, terwijl hij, wat ooit vis met zoetzure saus was, uit de emmer giet.
"Mmm, vispuree", lacht Paul.
Ondanks de spanning van de maneuvers met de zodiac zijn we alles behalve ongerust, integendeel, we zijn blij dat er eens wat leven in de brouwerij is gekomen. Tot nu toe verliep de ganse expeditie uitzonderlijk vlot, maar na de gebeurtenissen van deze namiddag hebben we toch iets om thuis te vertellen!

Dinsdag 9 februari. 08 u 00
Vannacht heeft het vreselijk gestormd. En regenen, en regenen dat het deed! We sliepen met vier man in Aries tent, tussen kartonnen dozen en zakken klaar om naar de boot te verschepen. Alhoewel de tent op driehonderd meter van het strand staat, konden we de zee horen bulderen. Het was angstaanjagend. Ik droomde dat een grote vloedgolf over het eiland zou stromen, alles en iedereen met zich meesleurend. Dit is ook niet zo denkbeeldig, als je weet dat het eiland maar een paar meter boven zeeniveau ligt. Ik draai me nog eens om in mijn slaapzak. De wind gaat liggen en het wordt muisstil. Vandaag hebben we gepland om van het eiland te vertrekken. We moeten binnen een viertal dagen in Tarawa, op West-Kiribati toekomen, om onze wekelijkse vlucht naar Hawaï te nemen. Dat betekent dat we ten laatste morgen van het eiland moeten vertrekken.
Geradbraakt staan we op. Ian en Walt bemannen de laatste twee radiostations.
"Hey jongens, kom eens kijken naar het strand, ongelooflijk!", roept Arie.
Iedereen staat met de handen in de zij ontmoedigd naar het schouwspel te kijken. Het tweehonderd meter brede strand is tijdens de storm bijna gans weggespoeld. Normaal werden de golven tegengehouden door een natuurlijke zanddijk van een tweetal meter hoog. Die is verdwenen. De golven zijn tot aan de struiken gekomen. Alle schelpen en koraalbrokken op het zand zijn weggespoeld. De golven lopen tientallen meters ver uit op het volledige vlakke strand. Ons materiaal dat op grote dekzeilen klaar lag om vandaag naar het schip te worden vervoerd, is gedeeltelijk weggespoeld. De rest, draden, tafels, resten van kartonnen dozen is op een miezerig hoopje bij mekaar gesmakt. Onze jerrycans met diesel voor de generatoren zijn verdwenen. Gelukkig stonden onze generatoren dicht bij de struiken. Ze hebben wat waterschade, maar draaien nog.
Arie en ik wandelen over het strand. De hemel staat grijs, het water is grijs, het strand is grijs. Alles lijkt zo uit een surrealistische film gegrepen. Waar gisteren nog de natuurlijke zanddijk lag, steken nu twee grote vliegtuigmotoren uit. Aan één ervan hangt nog een propeller van een anderhalve meter hoogte. Tot gisteren hebben we deze motoren nooit gezien. Dit betekent dat tijdens de storm vannacht minstens anderhalve meter zand is weggesleurd.
"Ongelooflijk, werkelijk ongelooflijk", mompelt Arie hoofdschuddend.
De golven zijn betrekkelijk rustig, maar er staat een zware deining op zee.
"De Machias, waar is de Machias?", roept Randy.
Iedereen tuurt de horizon af.
"Ginder ver, naar het noordwesten toe", roept Burt. Hij is op een ladder gekropen en kijkt door een verrekijker. Af en toe zien we een klein topje van de masten boven de golven uitkomen, en dan lijkt het weer alsof de ganse boot uit het water wordt gelicht.
"Het ziet er niet goed uit, het ziet er niet goed uit. Het lijkt erop alsof we vandaag niet van het eiland zullen geraken", zucht Walt.

Onze noodrantsoenen zijn gisteren al met de zodiac naar de Machias gebracht. Wie had kunnen denken dat we nu nog storm zouden krijgen? Het enige wat we over hebben zijn een paar dozen met Cornflakes, een fles ketchup, wat melkpoeder en water. Mike, Burt en Randy maken wat melk klaar, maar we moeten water sparen, in geval van nood. De rest van de Cornflakes doppen we in de ketchup.
"Smaakt niet slecht", beweert Walt.
"Mmm, als je honger hebt, eet je alles", lacht Paul. Hij bibbert van de kou.
"Jammer van de diesel. Phil, hoe lang kunnen we nog draaien met de brandstof in de generatoren?"
"Tot morgenochtend, als we alle diesel in één generator gieten tenminste. Daarna moeten we ze stil leggen. Ik heb nog een jerrycan van tien liter apart gelegd. 'In geval van nood' had ik gedacht, je weet maar nooit. Het zal nu goed van pas komen."
"Ja, laat ons het zo doen", stelt Burt voor, "we laten twee radiostations operationeel, tot wanneer we van het eiland kunnen. Het zal waarschijnlijk later deze namiddag zijn. De golven zijn niet zo hoog als gisteren, het moet lukken. Alle andere materiaal leggen we klaar tussen de struiken."
"En niet op het strand!", voegt Walt eraan toe.

We trekken weer aan het werk. Tegen de middag zien we onheilspellende wolken aan de horizon verschijnen. De donkere schaduwen eronder voorspellen regen. Met argusogen kijken we de storm tegemoet. Tijdens de vorige week hebben we geleerd dat die buien heel lokaal zijn, en soms net naast het eiland voorbij trekken. Maar deze is zo breed dat hij het eiland gewoon niet kan missen. Bij de eerste regendruppels duiken we de tenten in. Binnen een minuut komt te regen met bakken uit de hemel. Je ziet geen hand meer voor je ogen. De temperatuur daalt tot 18 graden. Arie, Phil, Randy en Bob gaan zich douchen in de regen. Het frisse zoete water moet waarschijnlijk goed doen, na twee weken zout water, maar ik kan de moed niet opbrengen om weer eens nat te worden. Alhoewel, ik heb in Aries tent ook weinig plaats om droog te blijven! De regen stuift door het zeil en blijft op de vloer staan. De wind steekt op en rukt woest aan de tent. Ian trekt zich van alle geweld niks aan, en slaapt gewoon door, hij heeft de ganse nacht de radio bemand. De wind wordt zo sterk dat we de tent moeten vasthouden. De regen druppelt langs alle kanten naar binnen. Arie prikt gaatjes in het vloerzeil, om het water te laten weglopen. En zo staan we twee uur aan een stuk: half voorover gebogen, de armen wijd uitgespreid om de tent langs beide kanten vast te houden, terwijl koude regendruppels langs ons lichaam lopen...
De storm gaat zo vlug als ze gekomen is. Ook in de andere tenten is het miserie geblazen. Overal staat er water, met kleren hebben we de kartonnen dozen met de radio’s en computers beschermd. Dat heeft wel alle apparatuur droog gehouden, maar al onze kleren zijn weer eens kletsnat.
"Howland, Machias hier" klinkt het uit de walkie-talkie.
"Ja Bill"
"Het ziet er niet naar uit dat we vandaag van het eiland zullen geraken. Kom naar het strand, we gaan jullie wat eten en water droppen."
"Goed, en breng wat diesel ook, als je wilt", vraagt Burt.
"OK, tot straks".

Met hetzelfde scenario als gisteren, probeert Kurt vanuit de zodiac, met Bill aan het stuur, voedsel en drank in de golven te werpen. De stroming is sterker als gisteren, en intussen zijn de golven veel groter geworden. Elke poging mislukt. Telkens weer belandt een emmer net buiten de golven en drijft terug naar de zee. De zodiac pikt ze weer op, en probeert nog eens. één emmer drijft af naar het zuiden van het eiland. "Ik rammel van de honger", zucht Mike, "die emmer moet aan land komen, al moet ik ze volgen tot in Australië". Zijn blik laat de emmer niet los terwijl hij naar het zuiden begint te lopen.
De zodiac heeft weinig geluk. Blijkbaar kan Bill niet zo goed 'op de golven rijden' als Kurt dit gisteren deed. Vanop het strand proberen we hen, via de walkietalkie, zo goed en zo kwaad als het kan, te helpen. Bill gaat meer risico's nemen, en komt in de branding terecht. In een paar seconden wordt de zodiac ondersteboven gedraaid en smijt de branding zijn lading op het strand.
Kurt strompelt aan land. Zijn ogen schieten vuur. Ik weet wat hij denkt: "Had Bill mij maar aan het stuur gelaten, ik zou dit niet voor hebben.". Bill waadt uit het water, en houdt zijn pols vast. "Gebroken.", zegt Burt, terwijl hij de pols betast, "Pijn?"
"Nogal", zegt Bill, "het is vannacht gebeurd. Ik ben op de stuurstoel in slaap gedommeld, ben op de grond gevallen."
"Laat me er een plaasterverband aan doen", zegt Burt.
"Ja jongens, nu zitten we echt in de penarie", zucht Bill met een trillende stem.
"We hebben maar twee zodiacs. Beiden liggen op het strand met onklare motoren. Onze reserve motor, die het tijdens de landing al opgegeven heeft, is op de boot. Dat betekent dat we vanop het schip niet meer kunnen bevoorraad worden... Hoeveel water en voedsel hebben jullie hier op het eiland?"
"Wel, wat je net zo sierlijk aan land hebt gebracht, dat is onze ganse voorraad. Buiten nog wat cornflakes en melkpoeder.""En jullie noodrantsoenen dan?", vraagt Bill bezorgd.
"Die zijn gisteren naar de boot vervoerd".
"Water zal belangrijk zijn, je zou best wat dekzeilen uitleggen om bij de volgende storm water op te vangen!".
"Jullie moeten weten dat we problemen hebben op de boot", zucht Bill terwijl Burt zijn pols verbindt.
"Tijdens de eerste nacht zijn we de ankers verloren. Ryan, die wacht had, was in slaap gevallen en het schip is bijna op het koraal te pletter gedreven. De motor wou niet starten, en we hebben de Machias met de zodiacs net op tijd naar volle zee kunnen slepen. Nu hebben we ergere problemen: de ontziltingsinstallatie is onklaar, en de generators draaien niet meer. We hebben de koelinstallaties afgelegd. De zenders en radar werken nog op batterijen, maar zonder generatoren om ze op te laden zullen ze tegen deze namiddag leeg lopen. Als de motor zou stil vallen, kunnen we ze zonder batterijen niet meer opstarten."
"Daarom wou je gisteren kost wat kost terug naar de boot"
"Ja inderdaad, ik wou nog wat aan de generatoren sleutelen."

Capt'n Bill roept via de walkietalkie op naar de boot. De boot antwoordt, maar hun uitzendingen zijn gestoord. Hun batterijen laten het afweten.
"Krrrt, de radar,rrrrww.. niet meer, Bill. Batterijen fwieeet.. leeg".
"Luister goed", antwoordt Bill, "zonder radar zullen jullie 's nachts het eiland uit het oog verliezen. We gaan om het uur lichtbakens op het strand aansteken. Jullie moeten de boot weer in positie brengen. Als je weer voor het eiland ligt, geef je ons een teken met een zaklamp."
"Vandaag, rrrrrrtttt, niet meer naar de boot, Bill?", kraakt het.
"Nee, de zee is te ruw, vandaag proberen we niet meer van het eiland te komen. Laat we het morgenochtend nog eens proberen!"
"Oké, Bill, ffffffwwwwt, mor... ochtend."
"Howland uit en sluiten."

We slepen de zodiac het strand op en dragen de emmers met water en eten naar de tenten. Mike komt aangeslenterd.
"Ik heb die ene emmer met eten helemaal gevolgd tot aan het zuidelijk punt van het eiland. En daar is het in de stroming blijven steken. Ik heb een uur gewacht, maar langzaam dreef ze weer af naar de zee. Ik denk dat binnen een paar weken enkele Aboriginals wat eten zullen vinden op het strand van Australië...lacht hij.
Burt roept ons tezamen: "Bill heeft heel wat eten kunnen aan wal kunnen brengen, ondanks zijn ongelukkige landing, maar we moeten alles rantsoeneren. Iedereen heeft recht op een kwart liter water per dag, en één blikje tonijn, kip of corned beef. Kurt, jij zorgt ervoor dat iedereen zijn deel krijgt."
"Laat ons intussen ook de dekzeilen klaarleggen voor de volgende regenbui", herhaalt Bill.
Voor het eerst realiseren we ons dat we echt in de problemen zitten, maar dat kan de geest van de groep toch niet breken. We blijven grapjes maken en mekaar plagen.
"Bob, wie van de teamleden ga jij als tweede dessert eten, eens we zonder voedsel vallen?"
"Wel, mijn keuze zal zeker niet op jou vallen, Peter, jij bent vel over been!"
Toch realiseren we ons de penibele situatie waar we in verzeild zijn geraakt. Beide zodiacs aan land, met onklare motoren, een beperkt rantsoen met eten en drank. Wie weet hoe lang we het zo nog zullen kunnen uithouden. Gelukkig hebben we nog wat diesel over. Via de zender roepen we op naar onze vrienden in Colorado, waar we tijdens de ganse expeditie elke dag een afspraak hadden.
"Jim, het stormweer verhindert ons van het eiland te gaan", zegt Walt in de microfoon. Hij spreekt traag en weegt elk woord af. "We hebben nog weinig diesel over, en zullen binnenkort de radio's afleggen. Laat ons elke dag om 0400 uur en 1800 uur GMT op deze frequentie afspreken. We houden jullie op de hoogte. Alles is OK, we hebben eten en drank genoeg, maar willen geen risico's lopen om tijdens deze storm van het eiland te gaan."
"Oké Walt. Zullen jullie je vlucht van Tarawa naar Hawaï nog halen?"
"Mmmm als we morgen van het eiland geraken, dan zit er nog een kans in. Wil je in elk geval aan Mark, onze Belgische contactman vragen morgen om 1800 GMT op deze frequentie te komen? Dan kunnen we ook hem inlichten!"
"Komt in orde, Walt, tot morgen."

De radio, die tot voor kort enkel een middel was om snelle verbindingen te maken, is nu onze levenslijn geworden. Als de situatie uit de hand zou lopen, kunnen we nog altijd een noodoproep uitzenden. Wat een geluk. Als we enkel op de Machias, met zijn defecte generatoren en lege batterijen moesten vertrouwen,... We hebben nog genoeg diesel en spreken af om vannacht toch nog voor de laatste keer één radiostation draaiende te houden - zo komen we zeker over de 50.000 verbindingen tijdens deze expeditie.

De avond valt, de zee buldert in de verte. Bob, Ian, Paul en Arie wandelen naar het noorden. De golven zijn er het hoogst. Met de verrekijker zie ik hoe het er tekeer gaat. Golven slaan op mekaar in en spatten zeker een meter of zeven, acht omhoog. Het is een onheilspellend schouwspel.
Het wordt snel donker en volgens Bills richtlijnen zetten we met zware zaklampen een lichtbaken op. Twee zaklampen worden op een ladder geplaatst, en een derde ligt, in dezelfde lijn, tien meter verder op het strand. Zo kan de boot zich op het eiland herpositioneren. We hopen maar dat ze ginder hun werk goed doen. Iedereen heeft zo zijn twijfels over Big Bill en Ryan. Ik denk aan Dave en Beth die ook nog op de boot zitten. Dave zal allicht de ganse tijd in het motorruim zitten. Hij weet wat van motoren af en zal proberen de generatoren weer aan de gang te krijgen. Beth zal zich niet erg op haar gemak voelen. Bill vertelde ons dat ze al tijdens de terugreis van Baker zeeziek was. Gelukkig heeft ze Dave als steun, want als vrouw zou ik me bij Big Bill toch niet zo veilig voelen...

Arie en ik hebben de eerste wacht en we zetten ons op de stoeltjes bij de lichtbakens, de anderen gaan slapen. Zonder eten. John Denver klinkt zacht uit Aries recorder: "Country roads, take me home, to the place I belong, West Virginia.."
We praten nog wat na. Ik ben blij dat Arie bij me is, het geeft me een vertrouwd gevoel. We hebben tenslotte tezamen toch al wat meegemaakt. We roddelen over de kapitein, en de boot. De bemanning en de 'speelgoed'-zodiacskes krijgen een flinke veeg uit de pan.
"Wat een verschil, die boot, met de 'Spirit' van de Clipperton expeditie", zuchten we.
"Beep, beep". Mijn polshorloge geeft aan dat het tijd is om de bakens aan te steken. Ik klim op de ladder en Arie gaat op het strand staan. Hij steekt de zaklamp hoog boven zich uit en draait ze langzaam heen en weer, net als een vuurtoren. We zien geen teken van leven op de water. De maan zit achter de wolken en alles is pikdonker.
"Misschien zijn ze al te ver afgedreven", roept Arie.
"Dat zou me verwonderen. Als ze toch een beetje oriëntatievermogen hebben, zouden ze toch niet zo ver mogen zitten."
Na tien minuten zien we eindelijk een flauw lichtje op de golven dansen. Ik schat dat ze een kilometer of drie uit de kust zitten, maar ze liggen wel recht voor het baken.
"Eindelijk daar zijn ze! , doe maar uit, Arie, ze hebben het signaal bevestigd"
"Oef, eindelijk, ik begon stijve armen te krijgen".
"Mmm. Ik ben zo terug, ga eventjes naar het toilet".
Ik durf geen zaklamp te gebruiken, om de boot niet te misleiden, en strompel tastend naar het vliegtuigwrak op het strand. We hebben 'het' al deze tijd achter de vleugel gedaan. "Putje delven, poepje doen, putje dicht", had Burt gezegd. Ik zie de vleugel en tast naar de spade. Een paar krabben zijn op de steel gekropen en ik geef ze een tik. Al hurkend hoor ik een ondefinieerbaar geritsel rond me. In de lucht, links en rechts. Mijn hart slaat vlugger. "Wieie-iet", klinkt het luid, "Wie-iet", het lijkt alsof iemand op een meter afstand staat te fluiten. In de donker zie een sprookjes-stern op de spade zitten. "Wie-iet, wie-ieiet", roept hij naar me. "Wie-iet", antwoordt een ganse troep uit de lucht...

Als ik terug bij de bakens ben, staan Bob en Burt bij Arie. Het is hun beurt om de wacht te houden. Ze moeten hartelijk lachen als ik ze vertel hoe de sternen mij hebben doen schrikken.
Ik ga weer op mijn vertrouwde plaatsje in Aries tent liggen.
"Goeienacht, Peter."
"Slaaplekker, Arie. Tot morgen, Phil.""Ja slaapt ze! Laat ons hopen dat het morgen regent, dan kunnen we onze watervoorraad weer wat aanvullen!"
"Hmmm tot nu toe verwensten we de regen, en nu hopen we erop!"
"Mmmm, we zullen wel zien. Tot morgen!"
"Hopelijk is dit onze laatste nacht op het eiland, tot morgen!"

Woensdag 3 februari 05 u 00
Mijn polshorloge biept me wakker. Het is mijn beurt om de zender over te nemen. In het licht van de zaklantaarn zoek ik me een weg tussen de krabben naar de radiotent. Ik voel me geradbraakt en hoop dat dit de laatste nacht op het eiland was. Als ik de flap van de tent open trek, zie ik een ontroerend tafereeltje. Mike, die de radio-shift voor mij had, is achter de zender in slaap gevallen. Met de voeten in een grote plas water en de armen gekruist, het hoofd achterover en met de mond open. Randy ligt op een paar plastiek zakken in het water op de grond te slapen. Paul snurkt lichtjes op een matras naast Randy. Een paar krabben scharrelen rond zijn gezicht. Ik maak Randy wakker en fluister dat hij op mijn veldbed mag slapen. Met een ruk komt ook Mike wakker. Hij slaat wat wartaal uit en verdwijnt naar zijn tent.
Rond 16 uur GMT komt Mark op de afgesproken frequentie. Ik weet dat Tine meeluistert over de radio bij ons thuis. Ik vertel over de stormen en regenbuien, over het voedsel dat aan wal wordt gedreven. Maar over de problemen met de boot zwijg ik. Het heeft geen zin hen onnodig ongerust te maken. Daarenboven is de zee ook rustiger vandaag. één voor één spreken Ian, Arie en Paul met hun vrienden. Het is de eerste keer sinds meer als een week dat we eindelijk eens de tijd hebben om wat te praten. Gewoon 'praten' met onze vrienden, geen 'ON4WW 5/9, bedankt, volgende?'-gedoe meer.
Daarna neemt Walt het over voor de afspraak met zijn vrienden in Colorado.

De zon schijnt weer strak aan de hemel. De zee is betrekkelijk rustig, en Bill zit aan de buitenboordmotor te werken. Hopelijk krijgt hij ze vlug in orde, voor de golven weer groter worden. Ik loop naar het strand met een handdoek en wat zeep. Door het vochtig weer en het gebrek aan droge kleren is mijn huid aan de binnenkant van de dijen weer ontstoken. Het prikt lichtjes, maar ik weet dat het binnenkort erger zal worden. Een paar keer met zoet water douchen en wat droge kleren die ik op de boot heb, zouden het kwaaltje wel rap genezen. Op het strand trek ik al mijn kleren uit en loop in het water. Dicht bij het rif spring ik in de wilde golven. Ze sleuren me mee naar het strand. Ik probeer me staande te houden, als een surfer. De zolen van mijn slippers schuiven over het koraal. Het koraal is afgeschuurd en glad hier. Weer naar het rif, tegen de volgende golf opbotsen, me omdraaien en surfen maar. Het is een leuk spelletje, maar de zee is wispelturig. Ik weet het. Als geboren en getogen Oostendenaar ken je de gevaren van de zee. Pats, weer een golf. Ze smijt me ondersteboven.
Soms is het zo kalm dat ik bijna op het rif kan staan. Als er dan een golf afkomt, zie ik een gapende afgrond voor mijn voeten. Ik sta op de rand van het rif. Een grote golf slaat over me in en sleurt me naar de kust. Mijn hart pompt in mijn keel. Als ik mijn ogen sluit zie ik die afgrond weer voor me. Donker bruin, gapend, klaar om me op te vreten.
Het koele water voelt zalig aan. Tussen de koraal en het strand staat een lichte stroming en ik laat me drijven. Alle spanningen, alle onrust vloeien uit me weg. Er is enkel het water en ik. Met mijn oren onder water hoor ik het geruis en geklots van de golven, het geritsel en geklingel van schelpen op de bodem. Het water is niet diep hier, amper een halve meter, en ik hou me drijvende door af en toe met mijn handen op de bodem te duwen. Ik voel de stroming me meevoeren. Ze staat parallel aan de kust. Af en toe spoelt een golf over me. Als ik mijn ogen weer open doe, zie ik dat de stroming me zeker driehonderd meter zuidelijker heeft afgedreven. Ik stap uit het water.
"De warme zwoele lucht, fris water, wat moet een mens eigenlijk meer hebben?", zeg ik tegen Arie die op een stoel in de schaduw van de tent zit. Hij heeft me de ganse tijd in de gaten gehouden. Ik weet dat hij er niet gerust in is als ik zo ver in zee ga. "Laten we hopen dat we een manier vinden om voedsel en water op het eiland te krijgen, en dan mag het voor mij nog weken duren tegen we aan boord geraken."
"Mmmm. Pas maar op als je nog eens gaat zwemmen, de stroming staat sterk", bekijft hij me.

Burt roept iedereen naar het strand. Bill heeft de buitenboordmotor min of meer aan de klap gekregen, en hij wil proberen door de golven te geraken.
"Veel te laat als je het mij vraagt", becommentarieert Arie, "Hij moest het al veel vroeger gedaan hebben, de golven groeien met de minuut." Er klink instemmend gemompel, maar toch willen we niet alle hoop opgeven.
"Weet je wat", oppert Phil, "we kunnen één van onze generatoren in de zodiac zetten. Met een generator heeft de Machias weer elektriciteit, en dus: radar, radio, vers water enzovoort.""Prima idee", beaamt Bill, zo krijgt de zodiac nog wat gewicht ook, en kan ze niet zo maar de lucht in vliegen."
Phil heeft al een generator klaar staan, en we sleuren het onding in de rubberboot en sjorren het vast. De stroming staat sterk en we moeten met zijn allen de zodiac op zijn plaats houden. Bill kruipt erin en trekt de motor in gang. Die sputtert wat, en dat is al. Weer getrek aan de startkoord, en eindelijk blijft ze draaien. We gaan tot aan de borst in het water staan. De golven trekken en duwen aan de boot. Ze rollen ver op het strand en komen dan met een grote snelheid weer naar zee gerold, botsen op nieuwe golven en spatten uiteen. Er staat een sterke onderstroom. Deze keer trekt ze de boot naar de zee toe. We zetten ons schrap en het kost ons alle moeite om de zodiac op zijn plaats te houden."Nu", roept Bill en hij geeft gas. Wij laten los, maar de motor sputtert wat en valt stil. We grijpen de boot vast, en leggen hem weer klaar. De golven slaan over de rand van de boot. De generator staat in tien centimeter water. Telkens weer valt de motor stil. Na een uur geeft Bill het op. "Met deze motor wordt het niks", zucht hij. Iedereen is ontmoedigd. We hadden zo gehoopt een zodiac door de golven te krijgen. Dan hadden we tenminste weer wat eten en water kunnen krijgen. We zakken vermoeid op het strand.
"Ik ga me wat verfrissen in de zee", zegt Kurt, "ga je mee, Peter?"
"Mmm, eventjes mijn shampoo en een handdoek nemen".

De stroming staat sterk hier. Tijdens de oorlog is het koraal half opgeblazen, en vormt een brug. Het water dat van het strand terug naar zee loopt, sleurt aan mijn benen, en verdwijnt onder de koraalbrug, tien meter verder. Ik heb mijn bril afgelegd en kan alles maar half zo goed zien, Ik twijfel."Zeker dat het veilig is, Kurt, is de stroming niet te sterk?"
"Welnee, kom erbij zitten"
Aarzelend ga ik naast hem zitten, het water is maar twintig centimeter diep. Een golf komt met een razende kracht terug van het strand, en trekt me naar het koraal. Voor ik er erg in heb, schuif ik mee met het water. Ik probeer recht te komen, maar de stroming slaat mijn voeten van onder me weg. Ik besef niet wat er gebeurt, alles gaat razendsnel. Een tweede golf trekt me verder weg, en sleurt me onder de koraalbrug door.
"Kurt?!?", roep ik nog. Ik hoor hem schreeuwen: "Hou je vast!".
De stroming zuigt me onder water. Ik voel de koraal langs mijn rug, mijn benen en mijn armen krabben. Als ik weer boven water kom, probeer ik recht te staan. Het water reikt me tot aan de borst. Ik zie de rand van het rif, en zet me schrap. De stroming trekt aan mijn benen. Ik sta bijna schuin tegen de golven in, maar de kracht is te groot, ik vlieg over de rand heen, in het niets. De open muil van het koraal die ik een paar uur voordien heb gezien, en zo dreigend naar me had gehapt, vreet me op. Ik spartel om boven water te komen. Het water kolkt rondom me. Eindelijk kan ik lucht happen. Zonder bril kan ik niet veel zien, maar ik hoor Kurt roepen, hij klinkt veraf. Ik voel geen grond meer onder mijn voeten en schat dat ik zo'n veertig meter uit de kust ben gesleurd."God, wat nu?", denk ik. Mijn rug doet pijn. Ik voel mijn been bloeden.
"Krachten sparen, krachten sparen", schiet het door mijn hoofd. De fles shampoo, die ik nog altijd krampachtig vast hou, werp ik weg, duik onder water en trek mijn schoenen en short uit. Ze hinderen me. Ik probeer naar de kust te zwemmen, maar de stroming sterker is als mezelf. Ik kan er niet tegenop. Boven het geraas van de golven uit, hoor ik de anderen roepen op het strand. Ik wuif met mijn armen, hopelijk verstaan ze wat ik bedoel: "ik geraak hier niet meer uit...". Ik weet dat Kurt het ongeval heeft gezien, hij moet er in geslaagd zijn om terug op het strand te kruipen. Eventjes denk ik aan de Machias. Misschien hebben die iets opgemerkt, maar ik zie ze nergens.
"Krachten sparen, krachten sparen.", denk ik, en ga wat watertrappen op mijn rug. Mijn hart pompt in mijn keel. Ik voel me hulpeloos en kwaad.
"Hoe is het mogelijk dat ik de stroming zo heb onderschat?"
Ik zie Tine voor me. Hoe zou zij reageren als ik hier verdrink? Ik mag er niet aan toegeven. Ik drijf. Minuten lang, een kwartier, een half uur...
"Peter, Peter", hoor ik plots in de verte. Ik zie een oranje schim. Ik wou dat ik niet zo bijziende was. "Peter", roept de schim weer. Het moet Kurt zijn, die een reddingsvest aan heeft. Ik hoor zijn stem dichter komen, en zie hem naar mij toe zwemmen. De reddingsvest belemmert zijn bewegingen. Ik zwem naar hem toe. Het duurt een eeuwigheid vooraleer onze vingertoppen elkaar raken. Het geeft een goddelijk gevoel, twee handen die zich aan elkaar vastklampen.
"Gaat het nog?", vraagt Kurt."Geen probleem!", antwoord ik.
"Ik heb een koord mee, als we teken doen zullen ze ons naar het strand trekken. Moet je de reddingsvest hebben?"
"Nee, ik hou me wel aan het koord vast."
We duwen ons uit het water en zwaaien met onze armen. Ik grijp het koord vast en voel dat er spanning op zit. "God, nu moeten we weer over het koraal, en deze maal heb ik geen schoenen meer aan", denk ik nog.
"Hou vast, Peter, daar gaan we!", roept Kurt. Ik hou het touw enkele meters voor hem vast en voel hoe we tegen de stroming in worden getrokken.
"Daar is het rif, Kurt, daar gaan we!"
Een golf smijt ons over de gapende muil van de rand heen. Ik tuimel halsoverkop op het koraal. Als ik boven kom, snijdt de koord in mijn nek en duwt me weer onder water. Ik duik onder het koord door en wordt door de volgende golf opgepikt. Mijn hoofd slaat tegen het koraal, het schaaft langs mijn benen. Ik probeer onder water te hurken, en over het koraal te surfen, net zoals ik deze morgen had gedaan. Alleen heb ik nu geen schoenen aan, en zit ik onder water. Het koraal voelt verrassend glad aan. Een nieuwe golf smijt me omver en ik laat me met de branding mee glijden. Proestend kom ik boven water, en voel het zand onder mij. We zitten op het strand. Kurt spoelt naast me aan. We gaan op onze knieën zitten en omhelzen mekaar. "Oh, man, ik ben zo blij dat je gekomen bent, bedankt. Ik denk dat je mijn leven hebt gered!"
"Jij zou hetzelfde gedaan hebben voor mij, Peter", antwoordt Kurt met een pijnlijk gezicht, en laat zich op het zand vallen. "Mijn rug, ajajaj, mijn rug", roept hij. De anderen komen toegesneld. Bob, Arie en Randy helpen ons het strand op. Ik beef over het ganse lichaam. Mijn benen en armen bloeden. Mijn rug doet pijn.
Ik zit naakt naast Kurt. De anderen kijken me ongelovig aan als ik hen vertel dat ik niet in de branding aan het spelen was.
"Ik zat gewoon mij te wassen, als de stroming mij meepakte. Echt waar, het water reikte nauwelijks tot aan mijn knieën."Ik heb me nog aan de koraal kunnen vasthouden, mijn voeten zwierden al over de rand van het rif", zucht Kurt, "een golf heeft me weer aan land gesmeten. Gelukkig had Arie het ongeval opgemerkt en de anderen op het strand geroepen. Tezamen hebben we het touw ontrold, en ik heb een zwemvest aangedaan en ben Peter achterna gesprongen.""Ik ging het niet gehaald hebben, Kurt, echt niet, de stroming was veel te sterk! Bedankt jongen, kom, we gaan een sigaret roken."Ik weet dat ik Kurt daar plezier mee kan doen. Hij zit zonder sigaretten. Ook ik ben bijna door mijn pakjes heen. Paul deelt zijn overvloedige voorraad al enige dagen met me.
We laten ons zakken op een paar strandstoelen, voor de tent. Burt komt af met zijn 'medicijnzak', zoals hij die noemt, een waterdichte rugzak met allerlei potjes, zalfjes, watten,... "Laat me eens kijken. Hmmm op je benen zijn het allemaal oppervlakkige schrammen. Die op je rug zijn veel dieper. Laat ons geen risico's nemen, we moeten de wonden reinigen. Als je gesneden bent door levend koraal, moeten we verhinderen dat de calciumresten in je bloed terechtkomen. Het enige middel om het goed op te lossen is gedestilleerd azijn!""Azijn?!?!", roep ik. Het vooruitzicht van azijn op de wonden lijkt allesbehalve aantrekkelijk.
Burt grijnst, en zegt: "Het zal maar eventjes pijn doen, niks van aantrekken!"
Hij wrijft hard in mijn rugwonde, ik schreeuw het uit. De andere wonden zijn maar oppervlakkig, en daar voel ik het niet zo.
"De twee wonden op je rug hebben de vorm van Baker en Howland", lacht Bob, en hij legt zijn hand op mijn schouder.
Ook Kurt krijgt zijn deel van het azijn.
Het ontsmettingsmiddel dat Burt erna op doet, voel ik zelfs niet meer. Randy geeft Kurt en ik elk een glas water.
Ik zit aangeslagen in de zetel. Ik had me nog nooit zo hulpeloos gevoeld. Op een bepaald moment had ik werkelijk gedacht dat het allemaal over zou zijn.
Ontdaan loop ik naar Aries tent, zak uitgeput op mijn bed en val in slaap. Ik droom van golven en het gapende gat aan het uiteinde van de koraal. Als ik weer wakker wordt, voel ik me lusteloos, er zit geen greintje kracht meer in me. Ik luister naar mijn walkman en zet wat Afrikaanse muziek op. Het ritme van de muziek doet mijn bloed weer pompen, ik fleur weer op. "Nu is het niet de tijd om de moed te laten zakken", bekijf ik mezelf en stap uit de tent. Mijn turnpantoffels ben ik verloren in zee, en het enige wat ik heb zijn lichte sloffen met een dunne zool. De doornen van de struiken dringen erdoor.
"Alweer beter, Peter", vraagt Arie
"Ja hoor, alles is weer onder controle", lach ik.
"God, weet je waar ik constant aan zat te denken terwijl ik je zo in de zee zag drijven? Als hij nu verdrinkt, durf ik Tine nooit meer onder ogen komen!".

Intussen heeft iedereen Capt'n Bills voorstel gevolgd om regenwater dat in de grote schelpen op de oostkust stond, te verzamelen. Het water is donker en vuil, het ruikt verdacht. Ze filteren het vochtje door een paar T-shirts en ontsmetten het met speciale kristallen die Burt mee heeft.
"Misschien heeft het water een onsmakelijk kleurtje, maar het zou toch drinkbaar moeten zijn!", zegt Bill manhaftig, en neemt er een flinke slok van.
Tot nu toe hebben we enkel water gedronken die op de boot door de ontziltingsmachine was aangemaakt. Kurt goot er altijd een scheut 'Gatorade'-poeder bij. Bill beweerde dat Gatorade goed was omdat er zo veel calcium en sodium in zat, wat helpt om het water langer in je lichaam te houden. We dachten echter dat het nodig was om de slechte smaak van het water te verbergen. Maar zelfs het verdacht kleurtje van het ontzilte water kon de vergelijking met het zootje die ze uit de schelpen hadden verzameld, niet doorstaan.

Donderdag 4 februari
De zee staat nog altijd onstuimig. Onze watervoorraad geraakt uitgeput, hoe spaarzaam we ook zijn. Het heeft in de laatste dagen niet geregend, en volgens de weerberichten die we via de radio ontvangen, zal het nog een tijdje zo blijven. Onze toestand wordt kritiek, maar iedereen blijft goedgeluimd. Ik ben dankbaar dat we zo goed met elkaar kunnen opschieten. We zijn op mekaar aangewezen. Stel je voor dat er iemand in paniek zou geraken, of 's nachts water of voedsel zou stelen,.. Maar niks daarvan. Er worden nog evenveel grappen en grollen uitgehaald als voorheen, alhoewel we heel goed weten hoe penibel onze situatie is: bijna geen water noch eten, de Machias waarvan enkel de motor nog draait. Twee gestrande zodiacs met defecte motoren...
Via de radio hebben we nog niemand ingelicht over onze werkelijke situatie. Het blijft bij: "We zitten nog altijd gestrand op het eiland en wachten op beter weer".

Vrijdag 5 februari 1993
De ontsteking aan de binnenkant van mijn dijen wordt erger. Ik kleef er grote verbanden op, maar die blijven niet op zijn plaats. Mijn voeten zijn gezwollen. Mijn lichte turnpantoffeltjes houden de doornen niet tegen. Ieders lippen beginnen te barsten door gebrek aan water. We zitten helemaal door onze watervoorraad heen. We moeten een ultieme poging wagen om van het eiland te geraken. Lukt het vandaag niet, dan moeten we hulp inroepen.
Ian heeft een geruime tijd aan een buitenboordmotor zitten werken. Ik heb hem altijd een beetje snoeverig gevonden, maar ik moet zijn moed en verbetenheid bewonderen, zoals ik hem in de felle zon op het strand urenlang over de motor zie gebogen zitten. Hij heeft de carburator en alle filters uitgekuist. Tezamen met Randy hebben ze de motor op de rand van een ton, gevuld met water, vastgemaakt. Ian heeft een klein busje 'pilootstarter' in zijn bagage gevonden. Dit is een licht ontvlambare vloeistof die vaak gebruikt wordt bij benzinemotoren met startproblemen... Als bij wonder lukt het hem om de buitenboordmotor aan de praat te krijgen, en... aan de praat te houden. Dit wordt het keerpunt, dat voelen we.
Eén van de twee gestrande zodiacs is lek en is te slap om nog gebruikt te worden. Al onze hoop staat nu op de laatste zodiac, en de enige motor die we konden herstellen. We laden een generator in de boot. Kurt zal sturen, en Phil, een genie op gebied van elektrische installaties, vergezelt hem. Phil zal proberen met onze generator de boot opnieuw van elektriciteit te voorzien. Zo kunnen ze op zijn minst de radar en de VHF radio weer gebruiken. Maar belangrijker is, als we een zodiac door de golven krijgen, kan Kurt weer wat water en voedsel in de golven kan werpen! Kurt belooft, als hij door de golven naar de boot geraakt, ons wat fris ingeblikt fruit zal brengen. Daar dromen we al dagen van: koel ingeblikt fruit...
Burt verbiedt me in de zee te gaan. Mijn wonden zijn nog niet geheeld. Ik sta als een buitenstaander alles gade te slaan... Ze dragen de zodiac in het water. Phil klimt in de boot en legt zich, op zijn buik, over de punt van de boot. Ze staan met zijn allen tot aan de borst in het water en vechten tegen de stroming. Kurt trekt de motor in gang, en... hij blijft draaien. De golven staan nog altijd hoog. Ze weten dat ze maar één kans hebben om door de golven te geraken. Laten ze de zodiac te vroeg of te laat los, zullen de golven hem weer omver werpen. De spanning is te snijden. Een uur lang staat de groep in het water een goed moment af te wachten. De Machias komt dichterbij, ze hebben de activiteit op het strand opgemerkt en houden de maneuvers in de gaten.
Ik hoor Kurt roepen: "Nu", en iedereen laat de zodiac los. Kurt houdt de sloep met de punt in de richting van de golven. Hij wacht nog enkele seconden en geeft dan langzaam gas. De zodiac vaart traag naar het rif toe. Ik zie hoe Phil zich krampachtig aan de boot vasthoudt. Ik weet dat hij niet kan zwemmen. Kurt neemt een paar kleinere golven, en geeft dan pas vol gas. De zodiac schiet vooruit. Ter hoogte van het rif neemt hij een paar grote golven, maar de sloep houdt zich goed. Net als hij bijna over het rif gaat, komt een gigantische golf aanzetten. De golf slaat over en het schuim schiet omhoog. Kurt twijfelt niet, en blijft vol gas geven. De zodiac vliegt bovenop de golf, wordt omhoog getild en komt volledig uit het water. Eventjes lijkt het erop dat hij over kop gaat, maar ze komt weer plat op het water terecht. Ze zijn door de branding! Dolfijnen schieten toe, terwijl Kurt langzaam naar de Machias vaart. De groep in het water zwaait luid juichend naar Kurt. Tranen stromen over mijn gezicht. We zijn gered!

Uitgeput komen de anderen naar de tent gestrompeld. Ze zijn uitgelaten, niettegenstaande iedereen nogal is toegetakeld door het koraal. Ze gaan in een rijtje op een stoel zitten, terwijl Burt en Mike ieders wonden verzorgen.
Een half uurtje later komt Kurt, met Dave in de boot, terug naar de branding. Hij houdt zijn woord. We zien allerlei emmers en jerrycans in de zodiac liggen.
"Daar komt mijn dessert!", roept Bob uit.
Uren lang dropt Kurt nieuwe voorraden in de branding: ingeblikt fruit -eindelijk!-, water, hopen blikjes kip, corned beef, worstjes en tonijn, jerrycans met diesel en zwemvesten. De laatste 'vracht' is een emmer met een koord eraan. De zodiac houdt het ene uiteinde vast. Met dikke viltstift-letters staat er 'BEVAT BOODSCHAP' op de emmer geschreven. We houden de koord vast en lezen het briefje in de emmer.
'Generator werkt niet, hij heeft te veel water binnengekregen, denk ik. Kurt en Dave willen dit koord gebruiken om met een katrol materiaal naar de boot te vervoeren. Maak het vast op het strand, wij doen de reste. Veel geluk - Phil'
Bill legt ons het systeem uit:
"We zullen die dikke koord op het eiland vastmaken. Het andere eind zal in de mast van de Machias worden vastgemaakt. Aan de koord wordt een katrol gehangen, die we met een tweede koord zullen heen en weer trekken... Ik vrees dat we vandaag wel niet veel meer kunnen doen, de zon gaat zo onder..."
We hebben de spankabel vastgemaakt aan het anker, die intussen op het strand is aangespoeld. Het anker hebben we met enkele grote piketten vastgelegd. In de avondgloed kunnen we de dikke gele kabel volgen tot in de top van de masten. Er staat nog geen spanning op. Terwijl we met zijn allen op het strand ons tegoed doen aan het eten en profijtige slokjes nemen van het fris water - Kurt heeft ons verwend - zien we de zodiac heen en weer varen tussen het midden van de lijn en de Machias.
"Ze zijn het katrol aan het bevestigen", mompelt Bill.
"He, kijk: lichtsignalen", roept Randy.
"Waar?""Daar op het achtersteven van de Machias! Het is morse: 'CQ CQ CQ HOWLAND HW CPY PSE K K K?' - 'Attentie Howland, hoe ontvangt U mij, bevestig alsjeblieft', seint er iemand, dat moet Phil zijn!"
Randy loopt naar de tent, en antwoordt:
'HR HOWLAND R R R FB CPY K!' - Hier Howland, roger, roger, goeie ontvangst, over'.
'PHIL HR, PSE CPY MSG - KEEPING MACHIAS CLOSE TO REEF FOR LINE - PSE KEEP BOAT IN LINE WITH BEACON TONITE - WILL CONTINUE 2MORROW PSE K' - 'Phil hier, neem een boodschap op asjeblieft: we houden de Machias dicht bij het rif, voor de kabel. Hou de boot in lijn met de bakens vannacht. We zullen morgen verder doen. Bevestig ontvangst a.u.b.'
Randy seint terug: 'R R WILL KEEP BEACONS ON ALL NITE - GL ES TNX FER FOOD - CU 2MORROW SK SK' - ' Roger, roger, we zullen de bakens de ganse nacht aanhouden, veel geluk en bedankt voor het eten. We zien jullie morgen. Einde bericht.'
Phil bevestigt het einde van de boodschap met twee korte lichtsignalen.
Bill legt uit dat door de spanning op de lijn, de Machias naar het rif kan getrokken worden. Ze zullen de ganse nacht de motor stationair laten draaien om het schip op zijn plaats te houden. Door middel van onze lichtbakens op het strand kunnen ze zien dat ze in één lijn met het anker op het strand blijven.
Iedereen is enthousiast en praat door elkaar heen. Toch hebben we onze twijfels over het katrolsysteem. Zal de Machias er in slagen om de lijn hoog genoeg uit het water te tillen zodat we onze vrachtjes kunnen heen en weer trekken?

Zaterdag 6 februari 1993
De lijn heeft stand gehouden. Als we bij zonsopgang naar het strand wandelen, ligt de Machias nog mooi op zijn plaats. Kurt werpt vers water in de branding en werkt verder aan de katrol. Een extra lijn wordt van de katrol naar de Machias gespannen, en een tweede lijn wordt aan een emmer in de golven gesmeten. Met die twee koorden moeten we de katrol heen en weer trekken. Het duurt uren voor we het katrolsysteem klaar hebben, maar we slagen erin. De Machias zet de kabel onder spanning, en op het strand zetten we er een ladder onder, om wat hoogte te winnen. We trekken de katrol naar de kust, steken een paar walkietalkies in emmers die hermetisch worden afgesloten, en geven een sein dat de Machias de lijn kan binnenhalen. De koorden geraken regelmatig in het koraal verward, en het gemanoeuvreer gaat tergend langzaam, maar in een half uur geraakt het eerste vrachtje tot bij de Machias. Eindelijk hebben we via de walkietalkies weer verbinding met de boot. We vragen wat meer water. Iedereen zweet zich dood in die hitte. De Machias vraagt de tweede zodiac aan de katrol vast te maken, en er een generator in te leggen. Phil wil dringend de koelkasten en de ontziltingsmachine in gang krijgen, anders bederft de etensvoorraad. Ook op de boot hebben ze nog weinig water over...
Iedereen twijfelt. Het katrolsysteem is nog niet goed uitgetest, en de stroming staat nog sterk, maar we willen het proberen. Ik zaag iedereen de oren van het lijf om toch maar reddingsvesten aan te doen. Ik heb tenslotte aan den lijve ondervonden hoe sterk de stroming was. Bijna krijgen we ruzie over de reddingsvesten, maar Arie en ik houden voet bij stuk: zwemvesten of geen zodiac. Iedereen doet met tegenzin de vesten aan... De zodiac wordt aan de katrollijn vastgemaakt en iedereen staat in het water. Iedereen, uitgenomen ik, Burt verbiedt me nog altijd om in het water te gaan.
De stroming staat sterk, en soms moeten ze zich aan de zodiac vasthouden om niet meegesleurd te worden. Als de sloep klaar ligt, geef ik een teken via de walkietalkie dat de Machias mag beginnen trekken. De zodiac glijdt vooruit, en iedereen laat los. Zonder de sloep hebben ze geen houvast meer, en vanop het strand zie ik hoe iedereen in het water valt. De ene wordt links meegesleurd, de andere rechts, Ian wordt door de golven op het strand gesmeten. Ze houden zich aan elkaar vast en worstelen door de branding. "Bob, Bob zit vast", roep ik.
"Help, help", roept Bob, de stroming heeft hem meegezogen in het koraalgat, waar ik enige dagen voordien ben doorgesleurd. Randy en Walt proberen hem te bereiken, maar als Walt Bob uit het gat trekt, wordt hij er zelf in gezogen. Iedereen vormt een ketting, en Randy trekt Walt eruit. Ze strompelen uit het water. Bob en Walt hebben lelijke koraalwonden en zien lijkbleek.
"God, Peter, wat een geluk dat we reddingsvesten aan hadden!", stotteren ze.
"Ik ken het gevoel, jongens, ik ben blij dat jullie het haalden!"

De zodiac met de generator is heelhuids door de branding geraakt, en wordt door de tweede sloep opgehaald. We verdelen ons in groepjes. Een paar mensen verzamelen materiaal op het strand, anderen pakken het in plastiek en binden het aan mekaar. De rest helpt bij het heen en weer trekken van het katrol.
Dit laatste loopt niet van een leien dakje. De koorden geraken regelmatig in het koraal verward en er zit heel wat wrijving op de katrol. Met zijn zessen nemen we de koord vast en sleuren er aan, allemaal in een rijtje. Kom je aan het einde van het strand, wandel je naar de zee, grijp je de koord vast, en sleur je ze weer tot aan het einde van het strand. En zo gaat het uren aan een stuk. We lijken wel op een troep slaven, zoals we daar aan die lijnen trekken. We zweten ons rot, de zon brandt op ons in, de lijn snijdt door onze handschoenen heen, het zand schuurt in onze schoenen. De wonden aan de binnenkant van mijn dijen wrijven weer open. Uren lang gaan we door, vracht na vracht, tot de zon onder gaat. Intussen heeft Phil nog geen geluk gehad met de generatoren, maar net voordat de batterijen van de walkietalkie leeg lopen, meldt hij dat 'de zaak goed vordert en dat we moeten volhouden!'

Ook de volgende dag blijven we doorwerken. Als we rond de middag de katrol weer eens binnenhalen, bengelt er een zitje aan. Ze willen dat de eerste man zo van land gaat. We hebben geen communicatie meer met de boot, maar onze obscene gebaren naar de boot laten geen twijfel toe: 'No way'. We hebben gezien wat er met de ladingen aan het katrol gebeuren: ze slepen over het koraal en een gedeelte hebben we in de golven verloren. Daarenboven heeft niemand zin om in zo'n zitje op een vijftal meters boven de haaien te zweven... Het zitje vliegt aan de kant, en we gaan verder met de normale vrachtjes.
Rond de middag komt Kurt in een zodiac bij de branding varen. We denken dat hij water in de golven komt werpen, maar plotseling geeft hij vol gas en vaart door de branding tot aan het strand.
"Ik dacht zo, de golven zijn veel minder nu, misschien kunnen we de zodiacs wel gebruiken om materiaal te vervoeren. Daarbij komt nog eens dat ik wel trek heb in een sigaretje."
"Je hebt het verdiend, man, zoals je eergisteren Phil en de generator door de branding hebt gekregen, je hebt meer als één sigaretje verdiend!", en we kloppen op zijn schouder.

Kurt heeft gelijk, de branding is minder. Hij bewijst het door een vrachtje tot bij de boot te varen. Dat is goed nieuws want we maken weinig vorderingen met het katrolsysteem. Het duurt bijna een uur eer de katrol één maal heen en weer is getrokken. Kurt komt weer tot aan het strand.
"Peter, het is jouw beurt", roept Burt, "maak je maar klaar."
Met de benen wijd open, de wonden aan de binnenkant van mijn dijen prikken bij elke stap, strompel ik tot aan Aries tent, verzamel mijn materiaal en sleur pak en zak terug naar het strand. Arie helpt me alles in plastiek verpakken, reddingsvest aan en de zodiac in.
"Over de top van de boot buigen, Peter, zo hou je de neus omlaag. Niet bang zijn, het is zo gebeurd.",zegt Kurt.
"'Het is zo gebeurd', je klinkt wel als mijn tandarts voor hij me een prik geeft", lach ik.
Ik ga voorover liggen en voel de zodiac bewegen.
"Nu", roept Kurt. Ik hoor de motor gieren, en tel de klappen dat de zodiac op de golven geeft.
"Een,.... twee,..oeps een grote, drie, nog een grote, vier.....", en dan is het rustig. De sloep schiet vooruit over het water. We zijn erdoor, zonder problemen. Ik zet mij recht en wuif naar de anderen die nog voor het rif in het water staan. Ze maken het V-teken...
De Machias komt dichterbij, ik zie Ryan en Big Bill naar me wuiven. Dave en Beth komen van achter de stuurhut tevoorschijn. Phil staat te filmen op het achterdek.
"Hey jongens, blij van jullie weer te zien! Ik dacht dat er nooit een einde aan zou komen!"
Beth vergast me op een bekertje koel water en Phil komt me omhelzen. "Hoe gaat op het eiland, zit de vlam er nog een beetje in?""Ja, hoor, maar ze geraken langzamerhand uitgeput."
"Mmm, we zijn een goede ontvangst voor hen aan het voorbereiden: de generator draait en we zijn bijna klaar de boot te herbedraden."
Beth en Dave hebben hun handen omwonden met brede kleefband. Blijkbaar hadden ze op de boot geen handschoenen. Wij waren op het eiland tenminste nog met elf mensen om aan de katrol te trekken, hier waren ze maar met zijn vijven. Ik heb respect voor Beth en Dave. Zij, die niet echt deel uitmaken van het radio-team, hebben al twee dagen ons zendmateriaal heen en weer gesleept.
Het dek ligt vol met pakken en zakken, antennes en masten die van het eiland komen. Burt heeft me gevraagd om zo veel mogelijk materiaal al benedendeks onder te brengen. Elektronica-apparatuur is als de dood voor zeewater.
Maar eerst: een zeeziektepilletje. Door de hitte op het eiland zijn de pilletjes aan mekaar gesmolten, en vormen één klompje tezamen met het doosje. Ik breek er een stukje van af, zwelg het in en kruip de trap af naar de slaapkwartieren. Benedendeks is de lucht bedrukt, vochtig en vreselijk warm. Het ruikt er naar toiletreiniger. Ik trek een verse T-shirt en short aan. Eindelijk weer eens droge kleren! Ik voel me zo opknappen. Als ik weer naar boven kruip, hoor ik de zodiac langszij komen. Paul en Capt'n Bill zijn mee.
"Hey Paul, welkom aan boord.""Wel, Burt zei tegen me 'ga jij ook maar naar de boot, dan kun je een oogje op Peter houden'", grapt hij en we omhelzen mekaar.
Lang houdt Paul zijn grapjes niet vol, en na een paar minuten gaat hij lijkbleek bij het stuurwiel zitten.
"Mijn maag weer", kreunt hij en ik bied hem een brokje van mijn zeepillen aan.
Beth geeft me het materiaal door het luik aan, ik haal het uit de vochtige plastieken zakken en klasseer het zo goed en zo kwaad het kan. Binnen het kwartier loopt het zweet in straaltjes langs mijn lichaam, zo vochtig en benepen is het. Ik moet af en toe naar boven om wat verse lucht te happen.
"Knnnaaapppp, sswwwiiiiiieeet", klinkt het. Het is alsof een kanonschot werd gelost.
"De lijn, de lijn", hoor ik Bill roepen.
De katrollijn is doorgeknapt. In alle drukte is men vergeten de boot onder controle te houden en de kracht op de lijn, toch een drietal vingers dik, werd te groot. Ik hoop maar dat op het eiland niemand dicht bij de lijn stond op het moment dat hij doorsprong...
Vanaf dat moment kan de evacuatie nog enkel met de zodiacs gebeuren. Maar de zee blijft rustig. Lading na lading komt bij de boot toe. De ene boot brengt Arie. Bob en Mike komen met de volgende mee.
"We vroegen ons af hoe lang we nog op het eiland moesten blijven, jongens, we begonnen ons echt vragen te stellen!", lacht Bob. Ik weet hoe hij zich voelt. Burt en Walt komen ook toe. Ze vertellen hoe heet het was op het strand. Er staat geen beetje wind. Ze zijn onder een tafel gekropen om toch een beetje schaduw te hebben. Hun lippen, neus en handen ziet wit van de zonnecrème.
Tegen vijf uur in de namiddag is de laatste lading aan boord, en komen ook Randy en Ian toe.
"Schatje, ik ben thuiuiuis!", roept Ian.
"Wat heb je te eten, vrouwtje?", roept Randy.
Ze zien er allebei verbrand en uitgeput uit... Maar na een uitgebreid avondmaal, die Kurt op twee gasbrandertjes klaarmaakt, komt iedereen weer tot zijn positieven. Iedereen, uitgenomen Arie. Die ligt op het voorsteven bij de reling, en ziet wit en groen. Hij is zwaar zeeziek. Ik heb medelijden met hem. Als Big Bill hem bijna een trap geeft omdat Arie in de weg ligt, vlieg ik hem aan.
"Ben je niet beschaamd? Jij grote lomperik. Je ziet toch dat die jongen ziek is, je zou hem beter helpen in plaats van je zo grof te gedragen."
Hij kijkt me verrast aan met een air van 'wat heb ik nu weer verkeerd gedaan?', maar ik gun hem geen blik waardig. Paul en ik helpen Arie naar beneden, zetten wat ventilators op zijn gezicht, en brengen hem water en beschuit.

Phil heeft de elektriciteitsinstallatie in gang gekregen en eindelijk kunnen we het eiland de rug toekeren. Iedereen kijkt met gemengde gevoelens hoe Howland uit het zicht verdwijnt. Niemand heeft er spijt van dat ze van het eiland zijn. Toch betekent dit het einde van de expeditie. De rest is enkel in functie van 'hoe geraken we het vlugst naar huis?'.

Het is een paar dagen varen naar Tarawa, en de meeste tijd brengen we al slapend door. De tweede morgen krijg ik ook last van mijn maag. Ik heb blijkbaar een stukje van het kartonnen doosje gegeten, in de plaats van een stukje zeeziektepil. Arie herstelt langzaam en hij komt maar tegen de laatste namiddag bovendek. De ontziltingsmachine is weer eens onklaar, en we kunnen geen zoet water meer aanmaken. Daarenboven heeft Big Bill, de stomkop, de zoetwatertank per abuis gevuld met zeewater, en we zitten nu zonder drinkwater.
"Nog één nacht, en we zitten in Tarawa", troosten we ons.
"Het is maar tijd ook, want al onze sigaretten zijn op", lacht Paul grimmig.
"Ramp o ramp", plaagt Burt.
Pikzwarte wolken komen aan de horizon tevoorschijn. Onze laatste nacht belooft spannend te worden. De regen komt met emmers naar beneden en iedereen zoekt de slaapkabines op. "Gelukkig kan het luik nog open blijven, dan komt er tenminste nog wat verse lucht binnen", denk ik voor ik wegdommel in een diepe slaap. IJdele hoop, een paar uur later slaan de golven over de boeg, en stroomt het water door het luik naar binnen. We sluiten de slaapkwartieren hermetisch af.
Mijn matras en slaapzak is drijfnat. Ik haaaaat natte slaapzakken. Mijn hoofd bonst. Ik moet me aan de rand van het bed vasthouden, zo heftig schommelt de boot heen en weer. De lucht is benepen en ruikt naar braaksel en pis. Het toilet in de andere kajuit is aan het overlopen. Voor de eerste keer tijdens deze expeditie hoor ik mezelf luidop vloeken. Ik kan er niet meer tegen. Dit is te veel. Waarom doen we dit toch allemaal? Heeft het wel allemaal zin? Waarom?

Bron: Foto's van Mike McGirr, Walt Stinson, Arie Nugteren, Burt Myers


Ga verder naar Hoofdstuk 13: Tarawa - de bevrijding

No comments: